NED; Formuleren 1.1

Zij, Hen & Hun
1 / 10
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 10 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Zij, Hen & Hun

Slide 1 - Tekstslide

zij - hun - hen
Zij: Onderwerp (wie-vraag)
Hun:
1. Als je er in je hoofd 'aan' of 'voor' voor kunt zetten 
(Ik gaf hun dit cadeau.)
2. Als het bezit is (hun klas)
Hen:
Na een voorzetsel

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Video

Dus...
1. 'Hun' is nooit onderwerp van de zin. Dit is altijd 'zij'.
2. 'Hen' gebruik je als er een voorzetsel voor staat.
3. 'Hun' gebruik je als er geen voorzetsel voor staat, maar je er wel een voorzetsel voor kunt denken.
4. 'Hun' gebruik je als het om 'bezit' gaat.
5.'Hen' gebruik je als er geen voorzetsel voor staat en je er ook geen voorzetsel voor kunt zetten.

Slide 4 - Tekstslide

Mark en Amy treden af als bestuurslid.
... zijn niet herkiesbaar.
A
Ze
B
Hun
C
Hen

Slide 5 - Quizvraag

Volgens ...
is mijn stage juist uitstekend verlopen.
A
ze
B
hun
C
hen

Slide 6 - Quizvraag

Maak jij de notulen?
... moeten morgenmiddag verstuurd worden.
A
Ze
B
Hun
C
Hen

Slide 7 - Quizvraag

Om twee uur gaat ...
trein. Breng jij ze weg?
A
ze
B
hun
C
hen

Slide 8 - Quizvraag

Het bedrijf levert ...
niet alleen het plantmateriaal, maar ook technische assistentie.
A
ze
B
hun
C
hen

Slide 9 - Quizvraag

De voorzitter bedankt de aanwezige leden voor ... komst.
A
ze
B
hun
C
hen

Slide 10 - Quizvraag