9. H7.3 - Ionen

Pas op, dit wordt een beladen les
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
ScheikundeMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

In deze les zitten 28 slides, met tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

Pas op, dit wordt een beladen les

Slide 1 - Tekstslide

Plan van de les
Korte herhaling van 7.2
Uitleg over ionen
Maken van vragen 7.3 (deel 1)
Tekenen van ionen
Maken van vragen 7.3 (deel 2)

Slide 2 - Tekstslide

Atomen
  • Kern -> Protonen en Neutronen
  • Elektronenwolk -> Elektronen

  • Protonen - massa: 1u - Lading 1+
  • Neutronen - massa: 1u - Lading 0
  • Elektronen - massa: verwaarloosbaar - Lading 1-

Slide 3 - Tekstslide

atoomnummer en massagetal
  • een atoom heeft evenveel protonen (+) als elektronen (-) als neutronen (0)
  • atoomnummer = aantal protonen
  • massagetal = protonen + neutronen
  • elektronen = atoomnummer - lading

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Moleculen
Een moleculaire verbinding is opgebouwd uit niet-metalen. 

Slide 6 - Tekstslide

7.3 Ontleedbare stoffen: enkelvoudige ionen

Slide 7 - Tekstslide

Ontleedbare stoffen
Elementen zijn stoffen die je door een chemische reactie niet kunt ontleden. Als je een stof wel kunt ontleden is het een verbinding. 

Een ander woord voor verbinding is ontleedbare stof. 

Slide 8 - Tekstslide

ion
Een ion is een elektrisch geladen atoom. 

Dit komt omdat er tijdens een reactie elektronen worden uitgewisseld waardoor het atoom niet meer neutraal is. 

Slide 9 - Tekstslide

Positieve ionen
Als een atoom 1 of meer elektronen afstaat, heeft het minder elektronen (negatief) dan protonen (positief). 
(want die waren gelijk weet je nog).

Hierdoor krijgt het atoom een positieve lading. Als het deeltje uit alleen maar dezelfde atomen bestaat noem je dit een enkelvoudig positief ion. 


Slide 10 - Tekstslide

Negatieve ionen
Wanneer een atoom elektronen afstaat, neemt een ander deze op. Hij krijgt dan meer elektronen dan protonen. Dit atoom krijg dan dus een negatieve lading. 

Alle enkelvoudige negatieve ionen zijn niet-metaalionen. 

Chloor kan 1 elektron opnemen, je noteert dit als Cl-
In tabel 1  op blz 29 staat een overzicht van de ladingen en namen van de meest voorkomende ionsoorten. Je moet de namen en formules uit deze tabel kennen. 

Slide 11 - Tekstslide

Notatie
Hoe schrijf je dit nou op?

Als een atoom 1 elektron afstaat heeft het deeltje een positieve lading. Denk aan bijvoorbeeld Natrium. 

Dan noteer je dat als Na+

Slide 12 - Tekstslide

Notatie
Zink kan 2 elektronen afstaan. Hierdoor kom je op Zn2+

Chroom kan zelfs 6 elektronen afstaan. Je noteert dit als Cr6+

Metalen hebben altijd een positieve lading. 

Slide 13 - Tekstslide

Aantekening maken!

Positief ion
  • vaak metalen
  • hebben minder elektronen dan protonen

1+ = 1 elektron minder dan p
2+ = 2 elektronen minder dan p
Aantekening maken!

Negatief ion
  • vaak niet-metalen
  • hebben meer elektronen dan protonen

1- = 1 elektron meer dan p
2- = 2 elektronen meer dan p

Slide 14 - Tekstslide

Naamgeving enkelvoudige ionen

Slide 15 - Tekstslide

Wat gebeurt er in deze situatie?
+ Magneet +
- Magneet -

Slide 16 - Tekstslide

Wat gebeurt er in deze situatie?
+ Magneet +
- Magneet -
Ze komen tegen elkaar aan
Want + en - trekken elkaar aan

Slide 17 - Tekstslide

Ionaire verbindingen

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

Ionaire verbindingen
(zouten)

Deze zijn opgebouwd uit ionen. Vaak is het positieve ion afkomstig van een metaal en het negatieve ion van een niet-metaal. 

Slide 20 - Tekstslide

Aantekening maken!

Atomen
  • geen lading
  • massa = p + n
  • atoomnummer = p
  • elektronen zijn gelijk aan het aantal protonen
Aantekening maken!

Ionen
  • lading
  • massa = p + n
  • atoomnummer = p
  • elektronen zijn niet gelijk aan het aantal protonen

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

Ionaire verbindingen

Chloor en Natrium kunnen met elkaar reageren tot Natriumchloride. 

Je ziet dat Na 1 elektron afstaat aan Cl. Hierna trekken Na en Cl elkaar aan en daardoor ontstaat een verbinding. 

Slide 23 - Tekstslide

HW voor vrijdag
Maak van 7.3 - vraag 1 tm 8

Slide 24 - Tekstslide

Volgende les
Noteren van zouten

Slide 25 - Tekstslide

Verhoudingsformule opstellen
  1. Schrijf de naam van de stof op.
  2. Vervang de namen van de ionen door de formule (tussen haakjes) 
  3. Maak de ladingen gelijk, door middel van indexgetallen
  4. Haal de haakjes en de lading weg. behalve bij samengestelde ionen, daar laat je de haakjes er omheen staan als er een index getal achter staat

Voorbeelden: natriumchloride, calciumfluoride, aluminiumoxide

Slide 26 - Tekstslide

Romeinse notatie

1 = I
2= II
3= III
4=IV
5=V
6= VI

Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Video