5V week 47

Bienvenue
1 / 52
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

In deze les zitten 52 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Bienvenue

Slide 1 - Tekstslide

Regelmatige werkwoorden op 
-re

Exemples: répondre, vendre, attendre, descendre, ...

Manuel p. 75

Slide 2 - Tekstslide

Présent (vb. vendre)
-re weghalen + uitgangen
je vends
tu vends
il/elle vend
nous vendons
vous vendez
ils/elles vendent
Dus ook ...
Je réponds
Tu attends
Il descend
Nous défendons
Vous perdez
Ils rendent

Slide 3 - Tekstslide

Passé composé
Voltooid deelwoord eindigt op -u
Let op: descendre gaat met hulpwerkwoord être!

j'ai vendu
tu as vendu
il/elle a vendu
nous avons vendu
etc.

je suis descendu
elle est descendue
nous sommes descendus

Slide 4 - Tekstslide

Imparfait (vb. vendre)
nous-vorm présent min -ons
+ uitgangen
je vendais
tu vendais
il/elle vendait
nous vendions
vous vendiez
ils/elles vendaient
Futur
Hele werkwoord eindigt op -e, dus -e valt weg
je vendrai
tu vendras
il/elle vendra
nous vendrons
vous vendrez
ils/elles vendront

Slide 5 - Tekstslide

Verbes irréguliers
pouvoir = kunnen
vouloir = willen

savoir = weten/kunnen
voir = zien

Slide 6 - Tekstslide

Présent savoir

je sais
tu sais
il/elle sait
nous savons
vous savez
ils/elles savent
Présent voir

je vois
tu vois
il/elle voit
nous voyons
vous voyez
ils/elles voient

Slide 7 - Tekstslide

Présent pouvoir

je peux
tu peux
il/elle peut
nous pouvons
vous pouvez
ils/elles peuvent
Présent vouloir

je veux
tu veux
il/elle veut
nous voulons
vous voulez
ils/elles veulent

Slide 8 - Tekstslide

Imparfait
standaardregel!
nous-vorm présent + uitgangen van de imparfait
-ais, -ais, -ait, -ions, -iez, -aient

Slide 9 - Tekstslide

Passé composé
j'ai pu
j'ai voulu
j'ai su
j'ai vu

Slide 10 - Tekstslide

Futur
Futurstam:
pouvoir = pourr-
vouloir = voudr-
savoir = saur-
voir = verr-

Slide 11 - Tekstslide

Exercice l'ordre des mots + les verbes

Exercice 18C
Klaar? Oefen met deze werkwoorden op verbuga.eu

Slide 12 - Tekstslide

Lire: les questions p. 20 + 22
Texte 7 & 8
In tweetallen:
bestudeer de vragen zonder de teksten te lezen
deel de vragen in in categorieën

Slide 13 - Tekstslide

Comparer les catégories
1. Welke categorieën vragen komen voor?
2. Welke categorie komt het meeste voor?
3. Welke categorie vind je het moeilijkst, welke het makkelijkst?

Slide 14 - Tekstslide

Stappenplan
G oed oriënteren en lezen
O nderstreep de signaalwoorden
A lleen opzoeken indien nodig
L ees de opdracht nogmaals
F ocus op je antwoord
A ntwoord controleren

Slide 15 - Tekstslide

Hoe lees ik een bepaalde tekst?
Voorspellen: mobiliseer je voorkennis
Skimmen: grote lijnen
Scannen: specifiek zoeken
Gedetailleerd lezen: goed begrijpen van de tekst

Welke strategie past bij welk type vraag?

Slide 16 - Tekstslide

Bienvenue

Slide 17 - Tekstslide

Programme
Corriger les réponses de texte 7
Comment utiliser un dictionnaire?
Grammaire III

Les devoirs: préparer pour le test (zie ook woorden/vragen voorin mc bundel)

Slide 18 - Tekstslide

Examentekst 7
1 B Patricia constateert dat haar oudere zus altijd begaafder/getalenteerder (douée) is geweest dan zij. Al in regel 1-3 zegt ze dat ze een zus van 24 jaar heeft die op bijna alle gebieden meer talent heeft dan zij.

Tip: streep bij deze vraag antwoorden af. Kies voor het meest globale/algemene antwoord. A/C te specifiek, D niet genoemd.

Slide 19 - Tekstslide

Examentekst 7
2 C In regel 10-13 staat dat iedereen weet dat broers en zussen leuk zijn voor op de foto. Maar (Mais) in het echte leven is er eerer sprake van rivaliteit. Er is hier sprake van een tegenstelling.

Let op: le(s) mot(s) qui manque(nt)...
Altijd maar 1 antwoord invullen. D bestaat uit 2 woorden

Slide 20 - Tekstslide

Examentekst 7
3 B 
Volgens alinea 3 is het over het algemeen waar dat rivaliteit tussen broers en zussen van ongeveer dezelfde leeftijd enorm kan zijn. In regel 21-22 zegt de psychologe dat bij rivaliteit ze hetzelfde geslacht hebben en bijna dezelfde leeftijd.

Slide 21 - Tekstslide

Examentekst 7
4 C
De vierde alinea heeft tot doel aan te tonen (montrer) dat het beter is als ouders de kwaliiteiten van elk van hun kinderen accentueren. In regel 33-35 staat dat ze vaak de kinderen onderling vergelijken en dat dat fout (erreur) is.

Slide 22 - Tekstslide

Examentekst 7
5 C In de vijfde alinea lees je dat ouders graag willen dat hun kinderen het beter doen (réussissent mieux) dan zijzelf. In regel 41-43 staat dat ouders zich bewust zijn van het belang van goede resultaten op school. In regel 46-48 staat dat ze vooral op de oudste kinderen druk uitoefenen, omdat ze hopen dat die zullen waarmaken (réaliseront) wat zij niet konden (n'ont pas pu faire)

Slide 23 - Tekstslide

Examentekst 7
6 D Over Jérôme zegt de auteur in zesde alinea dat hij het absoluut niet leuk vindt als zijn leraren hem vergelijken met zijn oudere zus. In regel 57-64 zegt Jérôme dat in tegenstelling (contrairement à) wat zijn docenten denken, hij harder werkt dan zijn zus, maar dat hij er meer moeite mee heeft (plus de mal) en er twee keer zo veel tijd voor nodig heeft om iets te leren. De hele tijd vergeleken worden is deprimerend.

Slide 24 - Tekstslide

Examentekst 7

Het doel van de laatste alinea is een aantal tips geven aan jongeren. In regel 68-73 staat dat zij hun ouders moeten doen inzien dat ieder zijn eigen eigenschappen heeft en dat ze tegen hun docenten moeten zeggen dat hun opmerkingen (remarques) hen kwetsen (blessent). Uiteindelijk is het goed te weten dat op den duur (à la longue) de rancune verdwijnt.

Slide 25 - Tekstslide

Woordenboek
– Is het woord essentieel?
– Heb ik genoeg tijd?
– Staat de vertaling in een voetnoot?


Slide 26 - Tekstslide

Gebruik van je woordenboek
– (Redelijk) nieuw woordenboek
– Hele werkwoorden
– Enkelvouden

Slide 27 - Tekstslide

Opdracht
Zoek de onderstreepte woorden op in het woordenboek
Trois panneaux 
Tu as deux yeux
C'est l'eau qui coule

Slide 28 - Tekstslide

Test compréhension écrite
50 minuten
Klaar? Lees paragraaf 9 (blz. 50-51) en 5 (blz. 43)
Maak een start met ex. 24ABC (Unité 2 - Grammaire III)

Slide 29 - Tekstslide

Programme 22/11
  1. Explication grammaire III (U2)
  2. Chanson: Aya Nakamura - Copines
  3. Exercice 24ABC U2 
  4. Les devoirs: laatste tekst leesvaardigheidsbundel

Slide 30 - Tekstslide

Slide 31 - Tekstslide

Slide 32 - Tekstslide

Exemples
Ce livre-ci ou ce livre-là?
Dit boek hier of dat boek daar?
Celui-ci ou celui-là?
Die hier of die daar?

C'est la pomme de mon frère.
C'est celle de mon frère.

Slide 33 - Tekstslide

wat is geen aanwijzend voornaamwoord?
A
cela
B
ce qui
C
celle-ci
D
cette

Slide 34 - Quizvraag

Het aanwijzend voornaamwoord
_____ monsieur
A
cet
B
cette
C
ce
D
ces

Slide 35 - Quizvraag

Het aanwijzend voornaamwoord
_____ anniversaire
A
cet
B
cette
C
ce
D
ces

Slide 36 - Quizvraag

Aanwijzend voornaamwoord
_____ robe
A
ce
B
cette
C
cet
D
ces

Slide 37 - Quizvraag

Aanwijzend voornaamwoord:
_______ homme
A
ce
B
cette
C
ces
D
cet

Slide 38 - Quizvraag

Aanwijzend voornaamwoord:
_______ chaussures
A
ce
B
cette
C
ces
D
cet

Slide 39 - Quizvraag

Aanwijzend voornaamwoord
_______ fille
A
ce
B
cette
C
cet
D
ces

Slide 40 - Quizvraag

C'est ton stylo ou ______ de Toine ?
A
ce
B
cette
C
celui
D
celle

Slide 41 - Quizvraag

C'est votre mère ou ______ de Jip ?

Slide 42 - Open vraag

Bijzondere vorm
evenveel = autant

Slide 43 - Tekstslide

Goed, beter, best
Vergrotende en overtreffende trap van bon (bijvoeglijk naamwoord)
m. ev.
v. ev.
m. mv.
v. mv
goed
bon
bonne
bons
bonnes
beter
meilleur
meilleure
meilleurs
meilleures
best
le meilleur
la meilleure
les meilleurs
les meilleures

Slide 44 - Tekstslide

Goed, beter, best
Vergrotende en overtreffende trap van bien (bijwoord)

Il joue bien                Hij speelt goed
                             Il joue mieux            Hij speelt beter                              
Il joue le mieux         Hij speelt het best

Kijk dus weer goed: gaat het om een z.nw. of ww?

Slide 45 - Tekstslide

Welke vergelijking is juist?
A
Sophie est plus grands que Lieve.
B
Sophie est aussi grand que Lieve.
C
Sophie est aussi grande que Lieve.
D
Sophie est moins grand que Lieve.

Slide 46 - Quizvraag

De beste mobiele telefoon

Slide 47 - Open vraag

Hij speelt minder goed

Slide 48 - Open vraag

Slide 49 - Video

Exercices Grammaire III
Maak ex. 24AB
We gaan bespreken om 11:50
Klaar? Leren examenidioom/woorden voor leestoets of vast beginnen met huiswerk (maken laatste tekst leesbundel)

Slide 50 - Tekstslide

Programme
Ex. 24ABC bespreken
Oefentoets TW2
Germinal

Slide 51 - Tekstslide

oefenen voor TW2
Grammaire Extra U2
Diagnostische toets (ook voca!) 
Voca oefeningen uit U2 (bijvoorbeeld: ex 2, 13)
Ex. 28 - Aanwijzend voornaamwoord/vergelijkingen

Slide 52 - Tekstslide