M3 T3 L5 Psst, breuk en kommagetal hebben iets met elkaar

M3 T3 L5 
Pssst, breuk en kommagetal hebben iets met elkaar!
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
RekenenBasisschoolGroep 8

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

M3 T3 L5 
Pssst, breuk en kommagetal hebben iets met elkaar!

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Kommagetallen komen we tegen bij:

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

breuken gebruiken we bij:

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

1
-  deel
0,20
breuken en kommagetallen hebben met elkaar te maken

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

welke breuk?
A
13
B
33
C
41
D
31

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Marie verkoopt stukken taart om haar turnkring te steunen.
één stukje taart kost een halve euro.

Schrijf "een halve" op 2 verschillende manieren.

Slide 6 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe zetten we een breuk om naar een kommagetal?
1/4 = 
We zetten de breuk eerst om naar noemer 10 of 100 of 1000

Daarna kunnen we de breuk lezen als een kommagetal 

D
H
T
E
t
h
d

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoe zetten we een breuk om naar een kommagetal?
3/5 = 
We zetten de breuk eerst om naar noemer 10 of 100 of 1000

Daarna kunnen we de breuk lezen als een kommagetal 

D
H
T
E
t
h
d

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welk kommagetal?
A
0,80
B
0,40
C
0,30
D
0,75

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe schrijf je de breuk 45/1000 als kommagetal?
A
0,045
B
0,45
C
4,5
D
0,0045

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De breuk 1/4 hoort bij het kommagetal...
A
0,5
B
0,25
C
0,33
D
0,2

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De breuk 1/3 hoort bij het kommagetal...
A
0,33
B
0,3
C
0,25
D
0,30

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

0,25 =
A
½
B
¾
C
¼
D

Slide 13 - Quizvraag

Spreek verwachtingen uit: Gaat niet om snel zijn maar om het goed hebben van het antwoord. Er mag niet worden overlegd tijdens de quiz, en antwoorden worden zeker niet door de klas geroepen. Ik ga consequent zijn met het handhaven van de regel, als er niet naar een waarschuwing wordt geluisterd minpunt of moet alleen worden gewerkt aan snappet opgaven terwijl de rest verder gaat met de klassikale les.

Ga niet te snel door de vragen heen, geef een korte uitleg bij de vragen.

Hoe verander je ook alweer een breuk in een kommagetal? 1/2 = 0,5 dus dan is 0,25...
Zet om naar een breuk

0,64
A
6/4
B
4/6
C
64/10
D
64/100

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De breuk 1/5 hoort bij het kommagetal...
A
0,2
B
0,20
C
0,200
D
0,125

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Zet om naar een breuk

0,08
A
8/10
B
8/100
C
80/100
D
8/1

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Werkschrift p 24 - 29 

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies