Het samengetrokken zinsdeel heeft niet dezelfde grammaticale functie. De verdachte gedraagt zich naar wens en heeft de politie dus vrijgelaten.
De verdachte is in de eerste zin onderwerp, in de tweede lijdend voorwerp.
Die verdachte willen de agenten een goede raad geven, maar luistert niet.
Die verdachte is in de eerste zin meewerkend voorwerp, in de tweede zin onderwerp.
De man wordt agressief en door een agent gewaarschuwd.
Wordt is in de eerste zin koppelwerkwoord in een naamwoordelijk gezegde, in de tweede zin hulpwerkwoord in een werkwoordelijk gezegde.