In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Onderdelen in deze les
Schrijfstijl 4H
Herhaling: samentrekking in zinnen
Slide 1 - Tekstslide
Samentrekking
Bij een samentrekking kies je ervoor delen van woorden, woordgroepen of zinnen weg te laten in plaats van ze telkens te herhalen. Voorbeelden zijn land- en tuinbouw, oude en nieuwe boeken en hoofd- en kleine letters.
Slide 2 - Tekstslide
Samentrekking in zinnen
Je kunt in een samengestelde zin woorden weglaten die dezelfde grammaticale functie hebben.
Bijvoorbeeld: Ik ga naar huis en (ik ga) daarna naar voetbal.
> 'Ik' kun je weglaten omdat het in beide zinsdelen onderwerp is
> 'ga' kun je weglaten omdat het in beide zinsdelen de persoonsvorm is
Slide 3 - Tekstslide
Is de volgende zin grammaticaal goed of fout: 'Hij houdt van lezen en zij van schilderen.'
A
goed
B
fout
Slide 4 - Quizvraag
Wat is een voorbeeld van
een goede samentrekking in een zin?
A
De kat eet vis en de hond vlees.
B
Vrachtwagens moeten zich aan regels houden en gelden ook voor auto’s.
Slide 5 - Quizvraag
Uitleg
De kat eet vis en de hond [eet] vlees.
> 'eet' is persoonsvorm in zinsdeel 1 (groen) én zinsdeel 2 (oranje). 'Eet' kun je dus weglaten
Slide 6 - Tekstslide
Uitleg
Vrachtwagens moeten zich aan regels houden en [vrachtwagens]gelden ook voor auto’s.
> in zinsdeel 1 (groen) is 'vrachtwagens' het onderwerp
> in zinsdeel 2 is het onderwerp weggelaten
> als je het onderwerp van zinsdeel 1 invult bij zinsdeel 2 krijg je
een onzin-zin!
Slide 7 - Tekstslide
Is de volgende zin grammaticaal goed of fout: 'Hij heeft een diploma en daar hard voor gewerkt.'
A
goed
B
fout
Slide 8 - Quizvraag
Uitleg
Hij heeft een diploma en [hij heeft] daar hard voor gewerkt.
> 'hij' is onderwerp in beide zinsdelen en kan dus worden weggelaten
> 'heeft' is een zelfstandig werkwoord in zinsdeel 1 (groen), maar 'heeft' is een hulpwerkwoord in zinsdeel 2 (oranje). 'Heeft' kan dus niet worden weggelaten.
Slide 9 - Tekstslide
Samentrekking in zinnen
De woorden die je weglaat moeten in beide zinsdelen ook op dezelfde plek in de zin staan: vóór of achter de persoonsvorm.
Slide 10 - Tekstslide
Is de volgende zin goed samengetrokken?
'Eerst meld je je bij de docent en gaat daarna de toets maken.'
A
Ja
B
Nee
Slide 11 - Quizvraag
Uitleg
'Eerst meld je je bij de docent en [je] gaat daarna de toets maken.'
> 'je' staat in zinsdeel 1 (groen) ná de persoonsvorm ('meld')
> 'je' staat in zinsdeel 2 (oranje) vóór de persoonsvorm ('gaat')
DUS: je kan 'je' niet weglaten
Slide 12 - Tekstslide
Is deze zin goed samengetrokken?
'Gisteren vertrok hij naar Amerika en is nu al op zijn hotelkamer.'
A
Ja
B
Nee
Slide 13 - Quizvraag
Uitleg
'Gisteren vertrok hij naar Amerika en [hij] is nu al op zijn hotelkamer.'
> 'hij' staat in zinsdeel 1 (groen) ná de persoonsvorm ('vertrok')
> 'hij' staat in zinsdeel 2 (oranje) vóór de persoonsvorm ('is')
DUS: je kan 'hij' niet weglaten
Slide 14 - Tekstslide
Wat is een voorbeeld van een correct samengetrokken zin?
A
Zij huppelden vrolijk vooruit en verkenden alvast het bos.
B
De kleuters hadden veel lol en gespeeld.
Slide 15 - Quizvraag
Wat is er weggelaten (samengetrokken) in deze zin: ‘Wij hebben onze doelen gehaald en zij bijna.’