Grammatica MV TA1

Donderdag 16 september
Pak een leesboek en start met lezen 
Nakijken huiswerkopdrachten.
Uitleg meewerkend voorwerp
Oefenen met het stencil
Voorlezen 
timer
5:00
1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Donderdag 16 september
Pak een leesboek en start met lezen 
Nakijken huiswerkopdrachten.
Uitleg meewerkend voorwerp
Oefenen met het stencil
Voorlezen 
timer
5:00

Slide 1 - Tekstslide

Nakijken opdrachten huiswerk

Slide 2 - Tekstslide

Doel van de les
Aan het einde van de les kun je het meewerkend voorwerp in een zin vinden. 

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Video

Meewerkend voorwerp
In zinnen met een lijdend voorwerp kan ook een meewerkend voorwerp staan.

Het geeft aan voor / aan wie iets bestemd is.

Slide 5 - Tekstslide

Meewerkend voorwerp

Stel de vraag:


Aan/Voor wie + werkwoordelijk gezegde +
onderwerp + lijdend voorwerp

Slide 6 - Tekstslide

Zo vind je het meewerkend voorwerp


1. Zoek eerst de persoonsvorm, werkwoordelijk gezegde en het lijdend voorwerp.
2. Stel de vraag: Aan/Voor wie + werkwoordelijk gezegde + onderwerp + lijdend voorwerp?

Slide 7 - Tekstslide

Even oefenen
1. Aan de burgemeester is vanmorgen het eerste exemplaar aangeboden.
2.  Ze hebben de bezoekers bij de opening een leuke verrassing gegeven. 
3. Zij leent haar zus nooit iets.

 

Slide 8 - Tekstslide

Aan de slag
Maak de opdrachten op het stencil. 


Klaar? lees de woorden van les 75 en 76 door. 
Maak van les 75 (gisteren) af: opdracht 5,6(stencil),7,8,10
timer
15:00

Slide 9 - Tekstslide

Ik gaf aan mijn beste vriend een mooi cadeau.

Het meewerkend voorwerp is:
A
Ik
B
Mijn beste vriend
C
Een mooi cadeau
D
Gaf

Slide 10 - Quizvraag

Gaan jullie de burgemeester interviewen?

het meewerkend voorwerp is:
A
gaan interviewen
B
de burgemeester
C
geen meewerkend voorwerp
D
jullie

Slide 11 - Quizvraag

Eva stuurde haar beste vriendin een mailtje.

het meewerkend voorwerp is
A
Eva
B
geen meewerkend voorwerp
C
een mailtje
D
haar beste vriendin

Slide 12 - Quizvraag

Maak zelf een zin met een meewerkend voorwerp erin.

Slide 13 - Open vraag

Weet je nu hoe je het meewerkend voorwerp in een zin kunt vinden?
A
ja
B
soms
C
nee

Slide 14 - Quizvraag

werkwoord
zelfstandig naamwoord
lidwoord
bijvoeglijk naamwoord
voorzetsel
lopen
mentor
vriendelijke
het
de
computer
Evelien
gefietst
over
stoel
naast
gegeven
vrolijke
rekenboek
bedroefde

Slide 15 - Sleepvraag