Grammatica MV TA1 les 2

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo t
• Leerjaar 1

Dinsdag 21 september

Pak een leesboek en start met lezen 

Herhaling meewerkend voorwerp

Aan de slag  

Doel van de les

Aan het einde van de les kun je het meewerkend voorwerp in een zin vinden. 

Ik ben altijd een werkwoord. Je vindt me in een zin door de tijdproef te doen. Wat ben ik?

Alle werkwoorden in een zin. Wat ben ik?

Wie of wat + het gezegde + het onderwerp? Wat ben ik?

1. onderwerp
2. gezegde
3. lijdend voorwerp
4. meewerkend voorwerp

Deze woorden moest je goed onthouden voor het vinden van het meewerkend voorwerp. Welke ben ik?

Meewerkend voorwerp

In zinnen met een lijdend voorwerp kan ook een meewerkend voorwerp staan.
Het geeft aan voor / aan wie iets bestemd is.

Stel de vraag:

Aan/Voor wie + werkwoordelijk gezegde +

onderwerp + lijdend voorwerp

Ik gaf aan mijn beste vriend een mooi cadeau.

Het meewerkend voorwerp is:

1. Ik
2. Aan mijn beste vriend
3. Een mooi cadeau
4. Gaf

Gaan jullie de burgemeester interviewen?

Het meewerkend voorwerp is:

1. gaan interviewen
2. de burgemeester
3. geen meewerkend voorwerp
4. jullie

Eva stuurde haar beste vriendin een mailtje.

Het meewerkend voorwerp is

1. Eva
2. geen meewerkend voorwerp
3. een mailtje
4. haar beste vriendin

Aan de slag

Maak de opdrachten op het stencil. 

Klaar? Maak opdracht 8 van les 76 (blz. 157 van je boek)

Klaar? Lees de woorden van les 75 en 76 door. 

Maak van les 75 af: opdracht 5,6(stencil),7,8,10

Maak van les 76 af, het stencil van vorige week. 

lijdend voorwerp 

meewerkend voorwerp 

Hij geeft de hond een aai. 

De coach heeft de training voorlopig uitgesteld. 

Morgenmiddag geef ik een feestje. 

Haar ouders lezen haar altijd de les.

Maak zelf een zin met een meewerkend voorwerp erin.

Weet je nu hoe je het meewerkend voorwerp in een zin kunt vinden?

1. ja
2. soms
3. nee