Wörterbuch (D-NL)

Wie benutze ich mein Wörterbuch?
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolvmbo t, mavo, havo, vwoLeerjaar 2

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Wie benutze ich mein Wörterbuch?

Slide 1 - Tekstslide

Die Lernziele: 

 
Am Ende dieser Stunde...
... kann ich die Bedeutung von einem Wort in einem Wörterbuch suchen und finden.
... weiß ich warum ein echtes Wörterbuch benutzen wichtig ist. 

Slide 2 - Tekstslide

Wie findet ihr es um ein Wörterbuch zu benutzen?
😒🙁😐🙂😃

Slide 3 - Poll

Slide 4 - Tekstslide

Wie suche ich ein Wort?
  • Schritt 1: Let op het alfabet en de volgorde van de woorden - de woorden staan in alfabetische volgorde (Bach steht vor Dachsbau) 
  • Schritt 2: Gebruik de paginatitels (woorden) ter oriëntatie - ze helpen je dingen op te zoeken! 
  • Schritt 3: Als je een woord niet kunt vinden, controleer dan of de spelling klopt (misschien keek je bij de F maar schrijf je het woord met een V). Kijk ook naar wat voor soort woord het is. Is het misschien een vervoeging van een werkwoord of een afkorting?

Slide 5 - Tekstslide

Wat nu?
Het woord staat niet in het woordenboek!

Slide 6 - Tekstslide

Wat vind ik ?
Werkwoord? Altijd het hele werkwoord
Zelfstandig naamwoord? Altijd in het enkelvoud.
Bijvoeglijk naamwoord? Altijd zonder uitgang.

Slide 7 - Tekstslide

Wat bedoelen we daarmee?
 begeleitet -> begleit +en -> begleiten -> hele ww
Türme -> Turm -> enkelvoud
gekühltes -. gekühlt -> zonder uitgang

Slide 8 - Tekstslide

Samengestelde woorden
das Rasengrün
die Samtpfote
ein Schmuse-Tigerchen
Soms moet je beide delen apart opzoeken en er een logisch geheel van maken.

Slide 9 - Tekstslide

Wat ga ik vinden in het woordenboek?
Ik wil opzoeken:
zurückgekehrt
A
zurückgekehrt
B
zurückkehrt
C
zurückkehren

Slide 10 - Quizvraag

die Ausflüge

Slide 11 - Woordweb

kuschelt
A
kuschel
B
kuscheln
C
kuschelt

Slide 12 - Quizvraag

die Holzbank

Slide 13 - Woordweb

Ich war furchtbar traurig.

Slide 14 - Open vraag

Hoe zou je 'aufgestanden' opzoeken in het woordenboek?

Beispielsatz
"Er ist gestern um 7 Uhr aufgestanden."

Slide 15 - Tekstslide

Hoe zou je 'Handschuhfach' opzoeken in het woordenboek?

Beispielsatz
"Die Süßigkeiten liegen im Handschuhfach"

Slide 16 - Tekstslide

Hoe zou je 'wechselt' opzoeken in het woordenboek?

Beispielsatz
"Der Zauberer wechselt seine Karten schnell"

Slide 17 - Tekstslide

Hoe vertaal je 'Reihe' in deze zin?

Beispielsatz
"Ich stehe mit ihr in einer Reihe'

Slide 18 - Tekstslide

Hoe vertaal je 'Zug' in deze zin?

Beispielsatz
"Wir fahren mit dem Zug nach Berlin'

Slide 19 - Tekstslide

Hoe vertaal je 'Zug' in deze zin?

Beispielsatz
"Kann jemand das Fenster schliessen? Ich spüre den Zug'

Slide 20 - Tekstslide

Übersetze: Deutsch - Niederländisch 
Runde 1                          Runde 2
1. der Urenkel                  1. der Kugelschreiber
2. die Anlieger                2. die Couch
3. der Rechtsanwalt      3. quirlig
4. faul                                4. zulassen
5. der LKW                       5. der Fernseher

Slide 21 - Tekstslide

Wettkampf!
So schnell wie möglich 
Die richtige Übersetzung 
 

Slide 22 - Tekstslide

Übersetze:
1. der PKW      
2. sonstig 
3. Leder
4. kaum 
5. fernsehen
6. die Zähne       
Los geht's!

Slide 23 - Tekstslide

Übersetzung:
1. der PKW = de auto            
2. sonstig = ander/ overig
3. Leder = leer
4. kaum = nauwelijks 
5. fernsehen = tv kijken  
6. die Zähne = de tanden

Slide 24 - Tekstslide

Conclusie
Beslis goed wat je moet opzoeken.
Niet alles moet je weten.
Bekijk het woord goed -> wat zal ik in het woordenboek vinden?

Slide 25 - Tekstslide

Am Ende der Stunde könnt ihr die Bedeutung eines Wortes in einem Wörter buch suchen und finden
😒🙁😐🙂😃

Slide 26 - Poll

Am Ende dieser Stunde wisst ihr warum ein echtes Wörterbuch benutzen wichtig ist
😒🙁😐🙂😃

Slide 27 - Poll

Ende

Und jetzt, an die Arbeit!

Slide 28 - Tekstslide