Wörterbuch (D-NL)

• Duits
• Middelbare school
• vmbo t, mavo, havo, vwo
• Leerjaar 2

Wie benutze ich mein Wörterbuch?

Die Lernziele: 

 

Am Ende dieser Stunde...

... kann ich die Bedeutung von einem Wort in einem Wörterbuch suchen und finden.

... weiß ich warum ein echtes Wörterbuch benutzen wichtig ist. 

Wie suche ich ein Wort?

• Schritt 1: Let op het alfabet en de volgorde van de woorden - de woorden staan in alfabetische volgorde (Bach steht vor Dachsbau) 
• Schritt 2: Gebruik de paginatitels (woorden) ter oriëntatie - ze helpen je dingen op te zoeken! 
• Schritt 3: Als je een woord niet kunt vinden, controleer dan of de spelling klopt (misschien keek je bij de F maar schrijf je het woord met een V). Kijk ook naar wat voor soort woord het is. Is het misschien een vervoeging van een werkwoord of een afkorting?
  

Wat nu?

Het woord staat niet in het woordenboek!

Wat vind ik ?

Werkwoord? Altijd het hele werkwoord. 

Zelfstandig naamwoord? Altijd in het enkelvoud.

Bijvoeglijk naamwoord? Altijd zonder uitgang.

Wat bedoelen we daarmee?

 gearbeitet -> arbeit +en -> arbeiten -> hele ww

Türme -> Turm -> enkelvoud

gekühltes -. gekühlt -> zonder uitgang

Wat ga ik vinden in het woordenboek?
Ik wil opzoeken:
zurückgekehrt

1. zurückgekehrt
2. zurückkehrt
3. zurückkehren

Zoek de vertaling op van:
das Rasengrün

Zoek de vertaling op van het woord "die Ausflüge"

kuschelt --> welk woord zoek je op in je woordenboek, als je de betekenis wilt weten?

1. kuschel
2. kuscheln
3. atemen

Vertaal: Sommerferien

Ich war furchtbar traurig. = Ik was ....

Vertaal:
Schmuse-Tigerchen

Vertaal: Handschuhfach

Vertaal: wechselt

"Ich stehe mit ihr in einer Reihe' -->
Hoe vertaal je Reihe?

Wat betekent "Zug" in deze zin:
Wir fahren mit dem Zug nach Berlin.

Übersetze: Deutsch - Niederländisch 

Runde 1                          Runde 2

1. der Urenkel                  1. der Kugelschreiber

2. die Anlieger                2. die Couch

3. der Rechtsanwalt      3. quirlig

4. faul                                4. zulassen

5. der LKW                       5. der Fernseher

Wettkampf!

So schnell wie möglich 

Die richtige Übersetzung 

 

Übersetze:

1. der PKW      

2. sonstig 

3. das Mitglied

4. kaum 

5. warnen

6. die Zähne       

Los geht's!

Übersetzung:

1. der PKW = de auto            

2. sonstig = ander/ overig

3. Leder = leer

4. kaum = nauwelijks 

5. fernsehen = tv kijken  

6. die Zähne = de tanden

Conclusie

Beslis goed wat je moet opzoeken.

Niet alles moet je weten.

Bekijk het woord goed -> wat zal ik in het woordenboek vinden?

Am Ende der Stunde könnt ihr die Bedeutung eines Wortes in einem Wörter buch suchen und finden

😒🙁😐🙂😃

Am Ende dieser Stunde wisst ihr warum ein echtes Wörterbuch benutzen wichtig ist

😒🙁😐🙂😃

Ende

Und jetzt, an die Arbeit!