week 4: hoofdletters & leestekens

Welkom!
Welkom 

1 / 42
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 42 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Welkom!
Welkom 

Slide 1 - Tekstslide

Deze week
Maandag: herhalen hoofdletters
Donderdag: stillezen (boek mee!) + deel 1 uitleg leestekens
Vrijdag: deel 2 uitleg leestekens

Je kunt hoofdletters op de juiste manier gebruiken
Je kunt leestekens op de juiste manier gebruiken 


Slide 2 - Tekstslide

Vandaag
Startopdracht hoofdletters
Uitleg leestekens
Samen oefenen

Je kunt hoofdletters op de juiste manier gebruiken
Je kunt leestekens op de juiste manier gebruiken 


Slide 3 - Tekstslide

HOOFDLETTERS

Slide 4 - Tekstslide

Wanneer gebruik je een hoofdletter?
1. aan het begin van de zin
2. eigennamen (personen/merken/feestdagen/organisatie/historische gebeurtenissen)
3. tussenvoegsels van namen als de voornaam/voorletter niet wordt genoemd
4. Aardrijkskundige namen en afleidingen

Slide 5 - Tekstslide

Schrijf de zinnen goed op, dus met hoofdletters!

1. jan kocht maandag een nieuw paar schoenen van adidas, een blikje fanta en wat snoep in de supermarkt albert heijn.
2. de zuid-afrikaanse president wilde in de kerstvakantie naar nederland komen ondanks zijn ziekte.
3. mevrouw de vries wijst j. van der laan aan als schuldige.
timer
6:00

Slide 6 - Tekstslide

Schrijf de zinnen goed op, dus met hoofdletters!

1. Jan kocht maandag een nieuw paar schoenen van Adidas, een blikje Fanta en wat snoep in de supermarkt Albert Heijn.
 2. De Zuid-Afrikaanse president wilde in de kerstvakantie naar Nederland komen ondanks zijn ziekte.
3. Mevrouw De Vries wijst J. van der Laan aan als schuldige.

Slide 7 - Tekstslide

nu jij.........
Maken: afmaken hoofdstuk 43 5 t/m 10

Klaar? Ga dan verder met de weektaak voor komende week

Weektaak volgende week maandag:
les 43 (hoofdletters): 5 t/m 10
les 44: 1 t/m 9
timer
8:00

Slide 8 - Tekstslide

Leestekens
Stel je kunt niet naar de les toe omdat je van je fiets bent gevallen toen het sneeuwde wat moet je dan doen dan dan bel je natuurlijk eerst je ouders om je op te komen halen 

Slide 9 - Tekstslide

Leestekens
Stel, je kunt niet naar de les toe omdat je van je fiets bent gevallen toen het sneeuwde. Wat moet je dan doen? Dan dan bel je natuurlijk eerst je ouders om je op te komen halen! 

Slide 10 - Tekstslide

Welke leestekens ken je?
1. Denk na, schrijf ze op voor jezelf
2. Deel met je buurman/buurvrouw
3. Uitwisselen in de klas 

Slide 11 - Tekstslide

Komma
  • Tussen twee persoonsvormen. 

      Toen ze thuis kwam, zag ze dat de kerstverlichting al brandde.

  • Delen van een opsomming zet je tussen komma's.
    In de supermarkt kocht hij: andijvie, bloemkool en een CD.
  • Na een naam of uitroep aan het begin van een zin.
    Jan, waar ga jij heen?
  • Bijstelling zet je tussen komma's.
    Janneke, het leukste meisje uit de klas, heeft nu ook de griep.

Slide 12 - Tekstslide

Dubbele punt
  • Een dubbele punt staat voor een opsomming.
De bezwaren tegen Athene in de zomer zijn: de hitte, de drukte en de smog.

  • Een dubbele punt staat voor een verklaring/ uitleg.
Ik wil van de zomer niet naar Athene: Het is me daar te warm.

  • Een dubbele punt staat voor een zin die iemand gaat zeggen. 
Ik zei: 'Ik wil van de zomer niet naar Athene.'




Slide 13 - Tekstslide

Puntkomma
  • Als twee zinnen met elkaar verbonden zijn
  • Er had ook 'en' kunnen staan. 

Slide 14 - Tekstslide

nu jij.........
Maken: Hoofdstuk 44 opdracht 1 en 2
Klaar? Ga dan verder met de weektaak 

Weektaak volgende week maandag:
les 43 (hoofdletters): 5 t/m 10
les 44: 1 t/m 9
timer
8:00

Slide 15 - Tekstslide

Einde van de les

Slide 16 - Tekstslide

Welkom!
Stillezen
Pak je boek en ga stillezen 

timer
30:00

Slide 17 - Tekstslide

Deze week
Maandag: herhalen hoofdletters
Donderdag: stillezen (boek mee!) + deel 1 uitleg leestekens
Vrijdag: deel 2 uitleg leestekens

Je kunt hoofdletters op de juiste manier gebruiken
Je kunt leestekens op de juiste manier gebruiken 


Slide 18 - Tekstslide

Aanhalingstekens '

  • Je gebruikt aanhalingstekens als je iemands woorden letterlijk weergeeft. 
  • Je zet ze om citaten.
  • Bij woorden die extra aandacht nodig hebben.
  • (Om aan te geven dat je iets juist niet zo bedoeld.)
  • (Bij een zelfbedacht woord.)


 

Slide 19 - Tekstslide

Leestekens bij citaten
  • Staat het citaat voorop, dan gebruik je geen dubbele punt. 
'Morgen ga ik naar de winkel', zei de man. 

  • Je schrijft geen komma na het citaat als het citaat eindigt met een uitroepteken of vraagteken. 
'Dat mag absoluut niet!' riep de trainer. 
'Waarom ga je morgen naar de winkel?' vroeg het meisje. 


Slide 20 - Tekstslide

Apostrof '
  • Als je een of meer letters uit een woord weglaat. (m'n favoriet)
  • Uitspraaksverwarring meervoud/ bezitsvorm  (opa's en oma's)
  • Bezitsvorm namen die eindigen op s(sisklank) (Markus' boek/ Rubens boek)
  • Verkleinwoorden die eindigen op y (jury'tje)

Slide 21 - Tekstslide

Het liggende streepje (-)
- afbreekstreepje: niet alle letters van een woord passen op een regel; je breekt het woord op bij een lettergreep af, zet een streepje en gaat op de volgende regel verder.

- als koppelteken (zie 42) 

- Als weglatingsstreepje: als in twee woorden achter elkaar hetzelfde woorddeel voorkomt, kun je het vervangen door een weglatingsstreepje.(in- en uitschakelen)

Slide 22 - Tekstslide

Opdracht
Schrijf een verhaal over je hobby. Gebruik geen hoodletters en leestekens.

  • ongeveer  100 woorden
  • minimaal 1 citaat, 1 vraag, 1 opsomming.
Uitdaging: Alle spellingregels van hoofdstuk 44 'gebruiken' 
timer
8:00

Slide 23 - Tekstslide

Wissel uit
Voeg hoofdletters en leestekens toe.

Klaar?
Hoofdstuk 44 opdracht 1 t/m 9
timer
10:00

Slide 24 - Tekstslide

Deze week
Maandag: herhalen hoofdletters
Donderdag: stillezen (boek mee!) + deel 1 uitleg leestekens
Vrijdag: leestekens afronden

Je kunt hoofdletters op de juiste manier gebruiken
Je kunt leestekens op de juiste manier gebruiken 


Slide 25 - Tekstslide

Samen oefenen
zorg dat je zowel je werkboek als lesboek meeneemt naar 

de les zei mevrouw knuit toen ze de les afsloot de dag erna 

stond namelijk een nieuw onderwerp op het programma

spelling van leestekens 

Slide 26 - Tekstslide

Samen oefenen
Opdracht 4 + opdracht 7 


Slide 27 - Tekstslide

Weektaak

Maak
Hoofdstuk 43 6 t/m 10
Hoofdstuk 44 opdracht 1 t/m 9
Klaar? Kijk na
+ extra oefenblad 
timer
10:00

Slide 28 - Tekstslide

Welke leestekens gebruik je bij een citaat?
A
Uitroeptekens en dubbele punt
B
Dubbele punt en aanhalingstekens

Slide 29 - Quizvraag


De minister ........
A
zei: ' Ik wacht af. "
B
zei: "Ik wacht af."
C
zei:" Ik wacht af."

Slide 30 - Quizvraag

"Waarmee kan ik u helpen?", vroeg de medewerkster.
A
leestekens zijn goed geschreven
B
leestekens zijn fout geschreven

Slide 31 - Quizvraag

De man fluisterde: "Ik kan niet meer".
A
leestekens/hoofdletters zijn goed geschreven
B
leestekens/hoofdletters zijn fout geschreven

Slide 32 - Quizvraag

De man fluisterde: "Ik kan niet meer".
A
leestekens/hoofdletters zijn goed geschreven
B
leestekens/hoofdletters zijn fout geschreven

Slide 33 - Quizvraag

Als je nog vragen hebt, kun je die straks aan mij stellen.

A
De leestekens kloppen
B
De leestekens kloppen niet

Slide 34 - Quizvraag

Ik vind dit een leuk boek, omdat: ik me herken in de hoofdpersoon.
A
Leestekens zijn onjuist gebruikt
B
Leestekens zijn juist gebruikt

Slide 35 - Quizvraag

“Heeft u een klantenkaart?” vroeg de kassière.
A
De hoofdletters en leestekens kloppen
B
De hoofdletters en leestekens kloppen niet

Slide 36 - Quizvraag

Wat vind je lekkerder?
Witte chocolade of melkchocolade?
A
witte - of melkchocolade
B
witte chocolade of melkchocolade?
C
witte of melkchocolade

Slide 37 - Quizvraag

Ik denk, dat ik vandaag vrij neem. Jullie ook?
A
Leestekens onjuist gebruikt
B
Leestekens juist gebruikt

Slide 38 - Quizvraag

De jongen riep: "pas op met oversteken hoor!"
A
leestekens/hoofdletters zijn juist
B
hoofdletters/leestekens zijn niet juist

Slide 39 - Quizvraag

"Als je thuiskomt," zei mama, "moet je eerst je handen wassen."
A
De hoofdletters/ leestekens kloppen
B
De hoofdletters/ leestekens kloppen niet

Slide 40 - Quizvraag

Je kunt hem zo inschakelen en uitschakelen.
A
in- en uitschakelen
B
inschakelen en -uit
C
in en uitschakelen

Slide 41 - Quizvraag

Ik ken de leerstof heel erg goed maar die leestekens vind ik lastig.
Deze zin is goed geschreven.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 42 - Quizvraag