Begrippen. Bevruchting = Versmelten van eicel en zaadcel
Ovulatie = het vrijkomen van de eicel in de eileider. (ook wel eisprong)
Celmembraan= Buitenste laag van de (ei) cel
Gele lichaam = voor de ovulatie de eicel heeft gezeten. (eerst hete het de follikel)
Ongesteld = Het maandelijks vrijkomen van het baarmoederslijmvlies.
Innesteling = als de bevruchte eicel in het baarmoederslijmvlies gaat.
Embryo = kind na eerste 8 weken na bevruchting.
HCG = hormoon dat zorgt dat het gele lichaam in stand blijft. Hier reageert een zwangerschapstest op.
Placenta = Moederkoek, dit weefsel van moeder en baby hierlangs krijgt de baby voeding