grammatica zinsdelen

Grammatica zinsdelen

  • We herhalen in deze les wat we vorig jaar geleerd hebben.

  • We komen erachter wat we nog willen/moeten leren.
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Grammatica zinsdelen

  • We herhalen in deze les wat we vorig jaar geleerd hebben.

  • We komen erachter wat we nog willen/moeten leren.

Slide 1 - Tekstslide

zinsdelen
Een zinsdeel is een woord (of een groepje woorden)
met een functie in de zin.

Slide 2 - Tekstslide

welke zinsdelen
ken je nog?

Slide 3 - Woordweb

Hoe vind je zinsdelen?
Alles wat voor de persoonsvorm kan staan is een zinsdeel.
Hoe vind je de persoonsvorm
De persoonsvorm past zich aan aan de tijd en het onderwerp van de zin.
Dus:
Als je de tijd verandert, verandert de persoonsvorm mee;
Als je het onderwerp verandert, verandert de persoonsvorm mee.

Slide 4 - Tekstslide

Zinsdelen
een
behaaglijk
warm
huis
is
het
duurzame
biogas
een
zeer
geschikte
brandstof
Voor 

Slide 5 - Tekstslide

0

Slide 6 - Video

Voor 
behaaglijk
duurzame
een
een
huis
geschikte
warm
het
brandstof
is
zeer
biogas

Slide 7 - Sleepvraag

Voor een behaaglijk warm huis is het duurzame biogas een zeer geschikte brandstof

Slide 8 - Tekstslide

1. zoek de persoonsvorm (pv)
verander de tijd
verander het getal 
2. zet een streepje tussen de zinsdelen
let op: voor de persoonsvorm past maar 1 zinsdeel
3. zoek het onderwerp (ow)
wie of wat + pv
4. zoek het werkw. gez. 
kijk naar alle ww in de zin
5. zoek het lijd. voorw. (lv)
wie of wat + pv + ow
6. zoek het meew. vw. (mv)
aan wie + pv + ow + lv
Het stappenplan
7. zoek de bijw. bep.
waar? wanneer? waarom? waardoor? waarheen? hoe?

Slide 9 - Tekstslide

Wat weet je nog?
  • onderstreep de persoonsvorm;
  • zet strepen tussen de zinsdelen;
  • benoem welke zinsdelen het zijn.
1. De erg korte, oudste spoorlijn van Engeland schijnt aangelegd te zijn in 1785.

Slide 10 - Tekstslide

Wat weet je nog?
  • onderstreep de persoonsvorm;
  • zet strepen tussen de zinsdelen;
  • benoem welke zinsdelen het zijn.
2. Een lichte depressie kan iemand behoorlijk goed bestrijden met sterke koffie.

Slide 11 - Tekstslide

Wat weet je nog?
  • onderstreep de persoonsvorm;
  • zet strepen tussen de zinsdelen;
  • benoem welke zinsdelen het zijn.
3. Waardoor zouden kinderen uit grote gezinnen later zelf zo'n kleine kans op echtscheiding hebben?

Slide 12 - Tekstslide

Wat is de persoonsvorm?
Plastic tassen vormen nog steeds een ernstige bedreiging voor het milieu.
A
plastic tassen
B
een ernstige bedreiging
C
voor het milieu
D
vormen

Slide 13 - Quizvraag

Wat is het onderwerp?
Plastic tassen vormen nog steeds een ernstige bedreiging voor het milieu.
A
plastic tassen
B
een ernstige bedreiging
C
voor het milieu
D
vormen

Slide 14 - Quizvraag

Wat is de persoonsvorm?
Bij patiënten met een huidkleurige pyjama stelt de arts gemakkelijker ziektes vast dan bij zieken met een gekleurde pyjama.
A
stelt
B
een huidkleurige pyjama
C
de arts
D
ziektes

Slide 15 - Quizvraag

Wat is het onderwerp?
Bij patiënten met een huidkleurige pyjama stelt de arts gemakkelijker ziektes vast dan bij zieken met een gekleurde pyjama.
A
stelt
B
een huidkleurige pyjama
C
de arts
D
ziektes

Slide 16 - Quizvraag

Wat is de persoonsvorm?
Op elke eerste maandag van de maand testen de Nederlandse gemeenten de sirenes van hun alarmsysteem
A
op elke eerste maandag van de maand
B
testen
C
de Nederlandse gemeenten
D
de sirenes van hun alarmsysteem

Slide 17 - Quizvraag

Wat is het onderwerp?
Op elke eerste maandag van de maand testen de Nederlandse gemeenten de sirenes van hun alarmsysteem
A
op elke eerste maandag van de maand
B
testen
C
de Nederlandse gemeenten
D
de sirenes van hun alarmsysteem

Slide 18 - Quizvraag

In de jaren zeventig van de vorige eeuw maakten autofabrikanten auto's met drie wielen.

Slide 19 - Open vraag

Die modellen gebruiken in het algemeen weinig brandstof.

Slide 20 - Open vraag

Bovendien beschouwen veel landen deze auto's als motoren

Slide 21 - Open vraag

stap 1
stap 2
stap 3
stap 4
stap 5
stap 6
stap 7
zoek het ow
zoek de pv
zoek de bwb
zoek het mv
zet streepjes
zoek het lv
zoek het wg

Slide 22 - Sleepvraag

Schrijf op wat jij nog moeilijk  vindt.

Slide 23 - Tekstslide

Je kunt nog oefenen met de link op de volgende slide.
Oefen alleen met de opdrachten met 1 *

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Link