Thema 2: Basisstof 3 REDUCTIE DELING.

 Mitose en Meiose
1 / 46
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

In deze les zitten 46 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

 Mitose en Meiose

Slide 1 - Tekstslide

Hoe zat het ook alweer met die chromosomen?

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Video

Chromosomen 23 paar

Slide 4 - Tekstslide

Wat zijn chromosomen?

Slide 5 - Tekstslide

Chromosomen 
Bij de mens 2 x 23 = 46 chromosomen per celkern

In elke lichaamscel.

Slide 6 - Tekstslide

DNA zit in de celkern
en is meestal niet opgerold: losse draden

Slide 7 - Tekstslide

gewone celdeling=MITOSE

Slide 8 - Tekstslide

Wat is mitose ?
A
Celdeling voor nieuwe lichaamscellen
B
Mitose komt voor bij planten alleen
C
Mitose is een verbrandingsproces
D
Celdeling voor geslachtscellen

Slide 9 - Quizvraag

Aan het einde van de mitose heb ik
A
2 cellen met 23 chromosomen
B
2 cellen met 46 chromosomen
C
4 cellen met 23 chromosomen
D
4 cellen met 46 chromosomen

Slide 10 - Quizvraag

24) Mitose
Zet de fasen van de mitose in de juiste volgorde.
1
2
3
4
5
6

Slide 11 - Sleepvraag

wat is de juiste volgorde?
A
mitose - celdeling - celstrekking - plasmagroei
B
celdeling - mitose - celstrekking - plasmagroei
C
mitose - celdeling - plasmagroei - celstrekking
D
celdeling - mitose - plasmagroei - celstrekking

Slide 12 - Quizvraag

Wat is het doel van de mitose of gewone celdeling ?

Slide 13 - Open vraag

Reductiedeling
  • Ander woord voor reductiedeling is Meiose.
  • Wat betekend reductie? Wordt minder.
  • Meiose gebeurd bij geslachtscellen
  • Waarom hebben geslachtscellen 23 chromosomen?

Slide 14 - Tekstslide

meiose
meiose

Slide 15 - Tekstslide

Meiose
Meiose 

Slide 16 - Tekstslide

Chromosomen met informatie over hetzelfde onderdeel vormen een paar
Ze zijn dus niet hetzelfde!
Maar bevatten informatie over dezelfde dingen.

1 van de vader 
1 van de moeder

Slide 17 - Tekstslide

De celkern van de zaadcel en de celkern van de eicel smelten samen

Beide bevatten 23 chromosomen.
  • Deze vormen paren.
  • 1 van de vader en  1 van de moeder = 1 paar
  • kind heeft 46 chromosomen

Slide 18 - Tekstslide

De geslachtscellen hebben dus maar de helft van het aantal chromosomen!!!

Slide 19 - Tekstslide

Hoeveel chromosomen bevatten de geslachtscellen? 

Slide 20 - Tekstslide

aantekening
Het ontstaan van nieuwe lichaamscellen verloopt via gewone celdeling, ook wel mitose genoemd. De dochtercellen zijn een kopie van de moedercel.

Eicellen en zaadcellen ontstaan door reductiedeling,
ook wel meiose genoemd.
Tijdens de meiose worden de paren gesplitst. De dochtercellen hebben de helft van het aantal chromosomen.

Slide 21 - Tekstslide

Reductiedeling (meiose)

Slide 22 - Tekstslide

Meiose ( reductiedeling)

Slide 23 - Tekstslide

3. DE REDUCTIEDELING (MEIOSE)

 Reductie = vermindering. geslachtscellen bevatten 1 chromosoom per chromosomenpaar.

geslachtscellen: Zaad- en eicellen hebben 23 chromosomen. Ontstaan na meiose (reductiedeling).

Samen vormen zaad- en eicel één cel met 46 chromosomen.

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Video

Hoe zie je het verschil tussen het mannelijk en
het vrouwelijk geslacht?
A
door secundaire geslachtskenmerken
B
door primaire geslachtskenmerken
C
door tertiaire geslachtskenmerken

Slide 27 - Quizvraag

Hoe zwemt de zaadcel? Welke route naar de eicel is juist?
A
vagina, baarmoeder ,eileider
B
vagina. baarmoeder, eierstok
C
vagina, baarmoedermond, baarmoeder
D
vagina, eileider, baarmoeder

Slide 28 - Quizvraag

Het gevoeligste deel van het vrouwelijk geslachtsorgaan is
A
De schaamlippen
B
De vagina
C
De clitoris
D
De eierstokken

Slide 29 - Quizvraag

In welk deel van het voortplantingsstelsel van een vrouw komt het (maagden)vlies voor?
A
In de baarmoeder
B
In de grote schaamlippen
C
In de vagina
D
In de kleine schaamlippen

Slide 30 - Quizvraag

Hoe noem je onderdeel 6
A
Eileider
B
urinebuis
C
Baarmoeder
D
Vagina

Slide 31 - Quizvraag

Welk deel bij de man is gevoelig voor sexuele prikkels ?
A
Penis
B
Eikel
C
Teelbal
D
Bijbal

Slide 32 - Quizvraag

Wat wijst nummer 3 aan?
A
de penis
B
de eikel
C
de teelbal / de zaadbal
D
de balzak

Slide 33 - Quizvraag

wat is de juiste volgorde wanneer de zaadcellen uit het lichaam gaan?
A
zaadbal, bijbal zaadleider, penis
B
bijbal,zaadbal, zaadleider,penis
C
zaadleider, zaadbal, bijbal,penis
D
zaadbal, zaadleider, bijbal,penis

Slide 34 - Quizvraag


In de penis zitten spieren
A
Juist
B
Onjuist

Slide 35 - Quizvraag

Mitose
Meiose

Slide 36 - Sleepvraag

Er vindt celdeling plaats om spiercellen te maken. Is dit mitose of meiose
A
Mitose
B
Meiose

Slide 37 - Quizvraag

Er vindt celdeling plaats om zaadcellen te maken. Is dit mitose of meiose
A
Mitose
B
Meiose

Slide 38 - Quizvraag

Ze je in de afbeelding hiernaast de meiose of mitose?
A
Meiose
B
Mitose
C
Beiden
D
Niet te zeggen

Slide 39 - Quizvraag

Waar hoort de penis bij?
A
Primaire geslachtskenmerken
B
Secundaire geslachtskenmerken

Slide 40 - Quizvraag

Waar hoort lichaamsbeharing bij?
A
Primaire geslachtskenmerken
B
Secundaire geslachtskenmerken

Slide 41 - Quizvraag

Waar horen borsten bij?
A
Primaire geslachtskenmerken
B
Secundaire geslachtskenmerken
C
Primaire en secundaire geslachtskenmerken
D
Geen van beide

Slide 42 - Quizvraag

ongeslachtelijke voortplanting gebeurd door?
A
mitose
B
meiose

Slide 43 - Quizvraag

Welke celdeling vindt nu veel plaats?
A
Mitose
B
Meiose

Slide 44 - Quizvraag

Mitose en meiose zijn allebei celdeling
A
waar
B
niet waar

Slide 45 - Quizvraag

Na de bevruchting vindt in de bevruchte eicel celdeling plaats. Is dit mitose of meiose?
A
Mitose
B
Meiose

Slide 46 - Quizvraag