1. Markeer alle onderdelen van het tekstgeraamte.
2. Onderstreep de woorden waar je de betekenis niet van kent.
3. Noteer de betekenis van minimaal vijf van deze woorden.
4. Markeer alle signaal- en verwijswoorden. Gebruik de uitleg over signaal- en verwijswoorden uit de Toolbox.
5. Geef van minimaal drie signaalwoorden aan wat het verband is.
6. Noteer de hoofdgedachte van de tekst.
7. Wat zou je van deze tekst willen onthouden?