M1 H1.2

• Economie
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 4

Agenda

• Welkom
• Herhaling
• Uitleg 1.2
• Zelfstandig werken
• Samenwerken 
• Afsluiting

Leerdoelen

• Je kunt werken met een budgetlijn voor twee producten.
  
  
• Je kunt veranderingen van de budgetlijn door veranderingen van het budget en van prijzen uitleggen.
  
  
  
• Je kunt de budgetlijn op de arbeidsmarkt verklaren.

§2 Kiezen of delen – Budget en budgetlijn

Budget -> wat heb je te besteden

• Tastbare middelen en tijd
• Budget: uitgedrukt in geld

Besteding van het budget:

• Productcombinaties: patat en cola of uitslapen en sporten

§2 Kiezen of delen – Vergelijking van de budgetlijn

Budgetlijn:

• Alle mogelijke productcombinaties die je maximaal kunt kopen
  
• Welke passen wel en niet binnen het budget?

Rekenkundige budgetlijn:

Budget = (prijs goed 1 x aantal goed 1) + prijs goed 2 x aantal goed 2)

§2 Kiezen of delen – Budgetverandering

Budgetverandering:

• Budget stijgt
• Budget daalt

Budgetlijn A: 

§2 Kiezen of delen – Prijsverandering

Prijsverandering:

• Prijs kan stijgen
• Prijs kan dalen

Budgetlijn B:

§1 Kiezen of delen - Oefenopdracht

Gegeven:

Je hebt een budget van €45. Je wil een productcombinatie kopen van boeken en bioscoopkaartjes. Een boek kost €15 en een bioscoopkaartje kost €9.
A. Teken de budgetlijn. Op de verticale as het aantal boeken
      en op de horizontale as het aantal bioscoopkaartjes.

B. Stel de vergelijking op

C. Hoeveel bioscoopkaartjes kan je
     maximaal kopen als je geen boeken koopt?

D. Hoeveel boeken kan je maximaal kopen 

     als je 3 bioscoopkaartjes koopt?

Zelfstandig werken

Wat:

1. Lees  De arbeidsmarkt 'Vrije tijd of inkomen' op blz. 15
2. Maak opdracht 5 (blz. 16 en 17)
3. 
   

Hoe:

Zelfstandig -> zonder te praten of overleggen

Klaar:

Begin met opdracht 1 tot en met 4

Wat:

1. Lees De arbeidsmarkt 'Vrije tijd of inkomen' op blz. 15
   
2. Maak opdracht 5 (blz. 16 en 17)
   

Hoe:

Zelfstandig -> zonder te praten of overleggen

Klaar:

• Zorg dat de opdrachten van 1.1 af zijn of
• maak de opdrachten van 1.2

Samenwerken

Wat:

Huiswerk 1.1 en 1.2

Hoe:

Fluisterend overleggen

Klaar:

Huis/leerwerk ander vak 

Rustig iets voor jezelf doen

Volgende les:

- lees paragraaf 2.1