M1: 1.2 Kiezen of delen

Vraag 3
activiteit
kosten
baten
baten - kosten
keuken
supermarkt
uitgaan
1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 14 slides, met interactieve quiz en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Vraag 3
activiteit
kosten
baten
baten - kosten
keuken
supermarkt
uitgaan

Slide 1 - Tekstslide

Vraag 4 bespreken
  • a: Men kijkt naar de geschiktheid van een patiënt om een donororgaan te ontvangen. Hoe meer geschikt, hoe groter de kans om een donororgaan te krijgen.
  • b:  Bijvoorbeeld: De leeftijd laten meewegen (jonge mensen verliezen meer levensjaren, oudere mensen hebben al een groot deel van hun leven achter de rug). Of: Een systeem van loting (iedereen heeft dan evenveel kans).

Slide 2 - Tekstslide

Vraag 4 bespreken
  • c: De vragers bieden tegen elkaar op. Wie het hoogst biedt (en dus het meest betaalt), krijgt het schilderij.
  • d: Veel mensen vinden dat iedereen een gelijke kans op goede gezondheidszorg moet krijgen. Met het veilingsysteem zouden rijke mensen veel meer en betere zorg kunnen kopen dan mensen met weinig of geen geld. Dat vinden veel mensen oneerlijk. Bij niet-noodzakelijke luxegoederen, zoals schilderijen, leeft dit idee minder of niet. 

Slide 3 - Tekstslide

belangrijk
  • antwoorden in hele zinnen!
  • zonder berekening is het FOUT 

Slide 4 - Tekstslide

Je hebt een week vrij. Ga je een week op vakantie of ga je een week werken? LEG UIT WAAROM.

Slide 5 - Open vraag

Leerdoelen
  • Je kunt werken met een budgetlijn voor  2 producten
  • Je kunt veranderingen van de budgetlijn door veranderingen van het budget en van prijzen uitleggen
  • je kunt de budgetlijn op de arbeidsmarkt verklaren 

Slide 6 - Tekstslide

Budget
De optelsom van alle middelen die iemand heeft:
  • tijd
  • tastbare middelen (goederen en geld)

  • Beperkte keuze
  • Productcombinaties --> je kan het budget aan verschillende middelen besteden 

Slide 7 - Tekstslide

Budgetlijn 
Deze lijn geeft alle mogelijke productcombinaties die je maximaal kunt kopen met een bepaald budget. De budgetlijn laat zo zien welke productcombinaties binnen een budget passen en welke niet.


Bijv. je budget is €6. een liter water kost €1. Een broodje €0,75.
  • Teken de budgetlijn. Verticaal de flesjes water en horizontaal de broodjes.
  • Stappenplan
  • antwoord


timer
3:30

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Rekenkundige budgetlijn
Budget = (prijs goed 1 x aantal goed 1) + (prijs goed 2 x aantal goed 2)

Slide 10 - Tekstslide

Budgetverandering 
Stel het budget neemt toe met €1,50


Bron 3
Zwarte lijn = oude budgetlijn
Lijn A = nieuwe budgetlijn met de verhoging. Prijzen blijven gelijk. Conclusie: de lijn verschuift van de oorsprong af, terwijl de helling van de budgetlijn gelijk blijft. (andersom kan ook, budget daalt, de lijn komt dichterbij de oorsprong, terwijl de helling van de budgetlijn gelijk blijft)

Slide 11 - Tekstslide

Een prijsverandering
Bron 3 --> Lijn B
Budget niet verhoogd --> prijs van het broodje blijft gelijk, dus het punt op de horizontale as, verandert NIET. De prijs van water is wel gestegen, met hetzelfde budget, kan je dus minder water kopen.
Door de prijsstijging wordt de lijn naar binnen gekanteld. Dus: als de prijs van een product verandert, dan verandert de helling van de budgetlijn.
OF!
Het budget is verhoogd, maar beide producten zijn duurder geworden


Slide 12 - Tekstslide

Aan de slag
  • Wat? 1.2: 1 tm 5 (blz. 16)
  • hoe? eerste 5 minuten in stilte, daarna FLUISTEREN
  • Klaar? Nakijken 

Slide 13 - Tekstslide

Leerdoelen
  • Je kunt werken met een budgetlijn voor  2 producten
  • Je kunt veranderingen van de budgetlijn door veranderingen van het budget en van prijzen uitleggen
  • je kunt de budgetlijn op de arbeidsmarkt verklaren 

Slide 14 - Tekstslide