4.7 grammatica (vrvnw 6, 7, 8, 9, 10, 11, 15) Met nakijk 1 tm 5

4.7 grammatica
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

4.7 grammatica

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoelen
Na deze les: 
- heb je de opdrachten 1 tm 5 nagekeken
- heb je de theorie van 'vragend voornaamwoord' geleerd en geoefend. 

Slide 2 - Tekstslide

opdracht 1

Slide 3 - Tekstslide

opdracht 3

Slide 4 - Tekstslide

opdracht 4

Slide 5 - Tekstslide

opdracht 5

Slide 6 - Tekstslide

vragend voornaamwoord (vrv)
Met een vrv vraag je naar een persoon of een ding. 
Er zijn vier vragende voornaamwoorden:

wie
wat
welke
wat voor (een)

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

let op: 
een vrv verwijst altijd naar iets of iemand. 
Andere woorden aan het begin van een zin zijn dus geen vragende voornaamwoorden.  

Hoe ga jij morgen naar school? 
Waarom ga jij naar de kapper?

Slide 9 - Tekstslide

wie - wat
wie en wat kunnen zonder andere woorden een zinsdeel zijn. 

(Wie) (wil) er nog een ijsje? 
(Wat) ga jij morgen doen? 

Slide 10 - Tekstslide

Welke - wat voor (een)
Welke en wat voor (een) horen meestal bij een zelfstandig naamwoord. 

Welke artiest vind jij tof? 
Kun jij even doorgeven wat voor (een) pizza jij wilt? 

Slide 11 - Tekstslide

Hoeveel vragende voornaamwoorden zijn er?
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 12 - Quizvraag

Wat doe je met een vragend voornaamwoord?
A
Iets of iemand aanwijzen
B
Iemands voornaam
C
Vragen naar een persoon of ding
D
Weten waar iets van gemaakt is

Slide 13 - Quizvraag

Welke van deze vier is geen vragend voornaamwoord?
A
Wie
B
Wat
C
Hoe
D
Wat voor (een)

Slide 14 - Quizvraag

Waar staat een vragend voornaamwoord?
A
Wat eten we?
B
Hoe heet jij?
C
Wanneer gaan we?
D
Zie ik je nog?

Slide 15 - Quizvraag

Huiswerk

Maak opdracht 7, 8, 9, 10, 11, 15
blz 55 tm 57

Slide 16 - Tekstslide