H3, lezen, verwijswoorden, 1q, 27-02-2020

Welkom
Pak alvast je leesboek, boek, schrift en pen, dan kunnen we snel beginnen. 


1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 16 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Welkom
Pak alvast je leesboek, boek, schrift en pen, dan kunnen we snel beginnen. 


Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we doen vandaag?
9.25 - 9.35 - Lezen in leesboek
9.35 - 9.40 - Opdracht 42 bespreken
9.40 - 9.50 - Uitleg verwijswoorden
9.50 - 10.00 - Opdracht verwijswoorden
10.00 - 10.10 - Opdracht bespreken

Slide 2 - Tekstslide

Tien minuten lezen, in stilte. 

Slide 3 - Tekstslide

Opdracht 42  
Opdracht 42 bespreken. (blz. 194)

Heb je het antwoord goed? Zet dan een krul
Heb je het antwoord fout? Verbeter het dan

Slide 4 - Tekstslide

Verwijswoorden
Zoals het woord al zegt, verwijst een verwijswoord. In dit geval naar andere woorden in de tekst. 

Een schrijver gebruikt een verwijswoord om te voorkomen dat hij continu dezelfde woorden herhaalt, want op die manier wordt een tekst saai.

Verwijswoorden kunnen verwijzen naar één woord, een groepje woorden of een hele zin. 

Het is belangrijk dat je weet waar verwijswoorden naar verwijzen, omdat je op die manier een tekst beter kan begrijpen. 

Slide 5 - Tekstslide

Verwijzen naar één woord
  • Michelle heeft gisteravond het werkstuk voor aardrijkskunde gemaakt, zodat ze in het weekend naar het strand kan.
  • Ze is het verwijswoord 
  • Wie kan in het weekend naar het strand?
  • Het antwoord: Michelle 
  • Ze verwijst dus naar Michelle


Slide 6 - Tekstslide

Verwijzen naar een groepje woorden
  • Bij een bekende webwinkel heb ik twee nieuwe spellen gekocht, want die waren in aanbieding. 
  • Die is het verwijswoord 
  • Wat was in de aanbieding? 
  • Antwoord: twee nieuwe spellen
  • Die verwijst dus naar twee nieuwe spellen

Slide 7 - Tekstslide

Verwijzen naar een hele zin
  • Mijn neef is Nederlands kampioen judo geworden. Dat vind ik een goede prestatie.
  • Het verwijswoord is dat
  • Wat vind ik een goede prestatie?
  • Dat mijn neef Nederlands kampioen judo is geworden. 
  • Antwoord: Dat verwijst naar 'Mijn neef is Nederlands kampioen judo geworden.' 

Slide 8 - Tekstslide

Zelf aan de slag!
Wat? Maak de opdracht op het stencil 
Hoe? Je mag zachtjes overleggen met je buurman/buurvrouw, wordt
het te luid? Dan gaat het stoplicht op rood mag je niet meer overleggen. 
Tijd? Je hebt hier tot het einde van de les de tijd voor
Hulp? Vraag je buurman/buurvrouw. Steek anders je hand omhoog, dan kom ik bij je.
Klaar? Maak opdracht 46 ook. Vraag 1, 8, 9 en 10 mag je overslaan. 

Slide 9 - Tekstslide



  • Je maakt samen opdracht 42 blz. 194
  • Je leert de stof beter toepassen door van elkaar te leren
  • Geschikt voor: iedereen die wil leren en leesvaardigheid best moeilijk vind

KEUZE GROEN

KEUZE BLAUW
  • Je maakt zelfstandig de opdracht 42 op blz. 194
  • Geschikt voor: de leerlingen die zelfstandig kunnen werken en leesvaardigheid al goed beheersen. 
  • Voorwaarde: je bent stil tijdens de bespreking die ik met de rest v.d. klas doe
  • Klaar? Maak opdracht 43 op blz. 195

Slide 10 - Tekstslide

Kernzinnen
Zoals jullie weten bestaat het middenstuk uit meerdere alinea's. Een goed opgebouwde alinea heeft altijd een kernzin.

Een kernzin is een zin waarin de belangrijkste mededeling van de alinea staat. Deze zin staat meestal vooraan in een alinea. Het is dan de eerste of de tweede zin. Soms staat de kernzin achteraan. De rest van de alinea bestaat dan uit voorbeelden of toelichting.


Slide 11 - Tekstslide

Kernzinnen

Slide 12 - Tekstslide

Even oefenen
Even oefenen:

Slide 13 - Tekstslide

Wat gaan we doen vandaag?
9.20 - 9.30 - Lezen in leesboek
9.30 - 9.35 - Wat weet je nog? (de vorige les!)
9.35 - 9.45 - Huiswerk bespreken
9.45 - 9.55 - Uitleg kernzinnen
9.55  - 10.05 - Zelfstandig werken
10.05 - 10.10 - Lesafsluiting











Slide 14 - Tekstslide

Wat gaan we doen vandaag?
9.20 - 9.30 - Lezen in leesboek
9.30 - 9.35 - Wat weet je nog? (de vorige les!)
9.35 - 9.45 - Huiswerk bespreken
9.45 - 9.55 - Uitleg kernzinnen
9.55  - 10.05 - Zelfstandig werken
10.05 - 10.10 - Lesafsluiting











Slide 15 - Tekstslide

Lesafsluiting
  1. Op welke drie mogelijke plekken kan een kernzin in de alinea staan?
  2. Welk tekstdoel hoort bij een uiteenzettende tekst?
  3. Hoe noem je het begin van een tekst?


Voor donderdag: opdracht 44 en 45 af. (blz. 139 en blz. 141) 



Slide 16 - Tekstslide