4.8 WOORSOORTEN_BTV

Welkom H3A
Stop je telefoon in de telefoontas en leg je spullen op tafel:
                                    Leesboek, Talentboek, schrift, agenda en pen 
1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 14 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Welkom H3A
Stop je telefoon in de telefoontas en leg je spullen op tafel:
                                    Leesboek, Talentboek, schrift, agenda en pen 

Slide 1 - Tekstslide

Welkom H3C
Stop je telefoon in de telefoontas en leg je spullen op tafel:
                                  Leesboek, Talentboek, schrift, agenda en pen 

Slide 2 - Tekstslide

Welkom H3D
Stop je telefoon in de telefoontas en leg je spullen op tafel:
Leesboek, Talentboek, schrift, agenda, pen en po familiegeschiedenis.

Slide 3 - Tekstslide

Deze les
Deze les

- 10 min. lezen

- inleveren po / planning H4
- uitleg leerstof 4.5 en 4.8

- zelfstandig werken 
- check / schriftcontrole

 



HOOFDSTUK 4



JE LEERT:
  • wat eufemismen zijn (4.5 woorden).

  • het betrekkelijk voornaamwoord benoemen          (4.8 grammatica).

Slide 4 - Tekstslide

timer
10:00

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

4.5 WOORDEN stijlfiguur

Vervelende boodschappen zijn niet leuk om te brengen. Daarom verpakken we ze vaak in woorden die luchtiger zijn en positiever klinken.


Slide 7 - Tekstslide


sterven
 heengaan / iemand naar zijn laatste rustplaats brengen/ rustig ingeslapen zijn

WC
het kleinste kamertje.

werkloos zijn
werkzoekend zijn, tussen twee banen in zitten.

brutaal gedrag
Uw zoon heeft een heel eigen manier van communiceren met de docent.




Helaas gebruiken politici eufemismen vaak om de waarheid te verbloemen en daardoor heeft het verschijnsel een negatief imago gekregen.


Deze wijk heeft te maken met probleemjongeren (= criminaliteit).

Ons beleid in de gezondheidszorg is een gevolg van de terugtredende overheid               (= zoek het zelf uit).

voorbeelden:

Slide 8 - Tekstslide

4.8 WOORDSOORTEN
Herhaling van alle behandelde woordsoorten (zie schema).

Woordsoort 4.8 - betrekkelijk voornaamwoord (btv)
Leerdoel: je kan het btv herkennen en benoemen.

Via Talent online kan je oefenen met alle woordsoorten via VERSTERK JEZELF.

Slide 9 - Tekstslide

Betrekkelijk voornaamwoord
De betrekkelijke voornaamwoorden zijn: die, dat, wat, waar(bij/mee) en wie.

Het betrekkelijk voornaamwoord (btv) verwijst terug naar een woord of een woordgroepje dat er vlak voor staat. Zo’n woord of woordgroepje noem je het antecedent.

- Het boek dat daar ligt, is van mij.
          antecedent: Het boek      btv = dat, want verwijst naar het boek


Let op!

Die & dat kunnen ook aanwijzende voornaamwoorden zijn.
Wie en wat kunnen ook vragende voornaamwoorden zijn.

Slide 10 - Tekstslide

Betrekkelijk voornaamwoord
  • Het antecedent van het betrekkelijk voornaamwoord die is een de-woord.
  • Het antecedent van het betrekkelijk voornaamwoord dat is een het-woord. 

  • Het antecedent van het betrekkelijk voornaamwoord waar is een plaats / locatie. 

Het antecedent van wat kan verschillende dingen zijn: 
  • Overtreffende trap - Het mooiste wat ik het gezien, is dat schilderij.
  • Iets vaags - Alles wat ik ga vertellen, is geheim
  • hele zin - Karim heeft de wedstrijd gewonnen, wat hij geweldig vindt.

Slide 11 - Tekstslide

Betrekkelijk voornaamwoord
Welke stappen zet je?

  • Zoek een van de woorden: die, dat, wat, waar(bij/mee) en wie
  • Kijk of het woord achter het zelfstandig naamwoord, een overtreffende trap of een zin staat. 
  • Kijk of het woord verwijst naar het zelfstandig naamwoord, de overtreffende trap, iets vaags of de hele zin.  
  • Noteer de woorden als btv 

Slide 12 - Tekstslide

OPDRACHT
Schrijf het antecedent en de betrekkelijke voornaamwoorden (bvt) op:

1: De kat die daar loopt, heeft een gebroken poot.
2: Het vrolijke konijn dat daar rent, is van mijn buurmeisje.
3. Pinguïns leven op de Noordpool, waar het heel erg koud is.
4: De stekelige egel die daar op de weg wandelt, loopt een groot risico.
5: De gevaarlijke krokodil die in jouw bil beet, had gewoon erg honger.
6. De olifant vind ik het mooiste dier wat er op de aarde rondloopt.
7: Mijn buurman liet zijn hond loslopen, wat niet slim was.
8: De grote, gevaarlijke en stinkende hond die los mocht lopen, heeft op het gras gepoept.
timer
6:00

Slide 13 - Tekstslide

OPDRACHT_ANTWOORDEN
1: Antecedent: De kat,    btv: die 
2: Antecedent: Het vrolijke konijn,    btv: dat 
3. Antecedent: de Noordpool,   btv: waar 
4: Antecedent: De stekelige egel,   btv: die 
5: Antecedent: De gevaarlijke krokodil,   btv: die 
6. Antecedent: het mooiste,   btv: wat 
7: Antecedent: Mijn buurman liet zijn hond loslopen,   btv: wat 
8: Antecedent: De grote, gevaarlijke en stinkende hond,   btv: die 

Slide 14 - Tekstslide