January 18

English Lesson
January 18
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

English Lesson
January 18

Slide 1 - Tekstslide

Lesson goals
I can make the past simple
I can use the correct quantifier
I can use the correct comparison
I can use the correct relative pronoun

Slide 2 - Tekstslide

Past Simple

Om te zeggen dat iets in het verleden is gebeurd.

Regelmatige werkwoorden


Hele werkwoord + ed
climb + ed = climbed
walk + ed = walked
listen + ed = listened

woord eindigend op medeklinker + y -> y verandert in -ie
try -> tried
copy -> copied

Slide 3 - Tekstslide

Woorden die eindigen op 1 klinker + medeklinker -> medeklinker verdubbelt

stop -> stopped
grab -> grabbed


Bij ontkenningen en vragen moet je DID gebruiken (uitzondering TO BE - dan moet je was gebruiken)
I didn't climb - Did I climb?
You didn't lie? - Did you lie?

Uitzonderingen zijn de onregelmatige werkwoorden op blz. 288 (tweede rijtje) speak - spoke / take - took etc.
 

Slide 4 - Tekstslide

Write down the past simple of:
stay - talk - try - skip - forget - have
(in 1 bestand onder elkaar)

Slide 5 - Open vraag

Write down the negative forms of:
prefer - live - drive - teach
e.g. didn't listen (onder elkaar in 1 antwoord)

Slide 6 - Open vraag

telbaar
niet telbaar
bevestigende zinnen
many
much
a lot of
a lot of
lots of
lots of
few
little
a few
a little
ontkennende zinnen
many
much
vragende zinnen
many
much
few
little
a few
a little

Slide 7 - Tekstslide

Betekenis

Veel:
Many / Much / A lot of / Lots of 


Weinig
Little
Few

A few = een paar
A little = een beetje


 

Slide 8 - Tekstslide

I only want ... tomato sauce.
A
Few
B
A few
C
Little
D
A little

Slide 9 - Quizvraag

Fergus doesn't have ......... friends.


A
much
B
many
C
a lot of

Slide 10 - Quizvraag

I don't have .......... time

A
Much
B
many
C
few

Slide 11 - Quizvraag

I know _____ people who like pizza.
A
a lot of
B
lots of
C
many
D
much

Slide 12 - Quizvraag

Comparisons


Woorden van 1 lettergreep of twee lettergrepen eindigend op -y, -er, -le of - ow
vergrotende trap + er
overtreffende trap + est

great - greater - greatest
crazy - crazier - craziest
clever - cleverer - cleverest
simple - simpler - simplest
narrow - narrower - narrowest



Slide 13 - Tekstslide

Overige woorden van twee of meer lettergrepen

vergelijkend - more + bijvoeglijk naamwoord
overtreffend - most + bijvoeglijk naamwoord

beautiful  - more beautiful - most beautiful
wonderful - more wonderful - most wonderful

Slide 14 - Tekstslide

Onregelmatig

Helemaal onregelmatig
good  - better - best
bad - worse - worst

Woorden die eindigen op medeklinker +y -> y verandert in ie crazy - crazier - craziest
Woorden die eindigen op medeklinker + medeklinker + medeklinker verdubbelen. big - bigger - biggest

Slide 15 - Tekstslide

Mountainbiking is ____(dangerous) than cycling.

Slide 16 - Open vraag

Yesterday was the _____(bad) day ever.

Slide 17 - Open vraag

This show was a lot ____(funny) than the one we saw last week.

Slide 18 - Open vraag

who
mensen
She's the girl who helped me
which
dingen en dieren
My dad is into fishing, which is my favourite too.
that
mensen en dingen (geen komma)
She's the girl that helped me (who kan hier ook)
whose
bezit
This the boy whose wallet was stolen.
whom
personen na een voorzetsel (b.v. to, with)
This is the man to whom I spoke

Slide 19 - Tekstslide

The actress ____ hand I shook was really pretty.
A
that
B
which
C
whose
D
whom

Slide 20 - Quizvraag

The festival ____ we visited last year isn't going to be held again.
A
who
B
that
C
which
D
whom

Slide 21 - Quizvraag

Diana thinks this singer, _____ had a number-one hit, is fantastic.
A
who
B
which
C
that
D
whom

Slide 22 - Quizvraag

All Right
Tuesday: SO Unit 2
Grammar Unit 2

You can practise on Learnbeat or Versterk Jezelf on All Right


Slide 23 - Tekstslide