Bij de
buikademhaling bewegen het middenrif en de buikwand. Je middenrif trekt zich samen, waardoor het omlaag beweegt (zie afbeelding 1). Daardoor wordt je borstholte groter. Je longen worden groter en zuigen lucht naar binnen: je ademt in. Doordat het middenrif omlaag gaat, wordt de buikholte kleiner. De organen in je buikholte duwen dan de buikwand naar voren.
Als je middenrif zich ontspant, keert de buikwand terug in zijn normale stand (zie afbeelding 2). Je borstholte en longen worden kleiner: je ademt uit.
Bij gewone, rustige ademhaling vindt zowel borstademhaling als buikademhaling plaats.