quizz hst 1 non positief

• NT2
• HBO
• Studiejaar 3

quizz hst 1 non positief

Hij is ........................door de opmerking van zijn zus

1. gelogen
2. beledigd
3. gemaakt
4. begrepen

zij lijkt heel aardig maar haar mails ................iets anders

1. bedoelen
2. doen
3. suggereren
4. wekken

We bereiken niet het jonge publiek, voor onze organisatie is dit .....................

1. een probleem
2. een fout
3. een aandachtspunt
4. een afknapper

Zij strijkt het overhemd en ..................... luistert zij naar een podcast

1. terwijl
2. toch
3. ondertussen
4. daarom

Hij gaat iedere dag naar school en verzorgt zijn oude ouders. Hij is echt .......................

1. gelukkig
2. verbaasd
3. vertrouwd
4. overbelast

Vul de juiste conjunctie of adverbum in:

..................... het niet zo hoorde, gaf de sporter de koningin een zoen.

1. Omdat
2. Als
3. Hoewel
4. Ofschoon

Vul de juiste conjunctie of adverbum in:

Natuurlijk kom ik vanavond, ik heb het je ................ beloofd

1. terwijl
2. want
3. namelijk
4. immers

Je kunt vandaag eerder naar huis ................jij je werk af hebt.

1. mits
2. tenzij
3. terwijl
4. desondanks

Ik heb zout toegevoegd ..........de soep

1. in
2. tot
3. aan
4. bij

Zij behoort ............... de top van de zwemmers in Nederlands

1. aan
2. met
3. tot
4. in

Ik beperk mij .............de grote lijnen; de details volgen later.

1. met
2. in
3. tot
4. aan

Wat heeft zij ..............jou verteld?

1. aan
2. met
3. tot
4. over

Zet de zin in de imperfectum:

Het ontbreekt hem aan niets