H2 ongevallen en rampen 2.3, 2.4, 2.5

H2 ongevallen en rampen 2.3, 2.4, 2.5
Doel van de les:

* Weten wat een ernstig ongeval is.
* Wat je doet bij een ernstig ongeval. 
* Wanneer bel je 112.
* Wat geef je door als je 112 belt. 

1 / 11
volgende
Slide 1: Tekstslide
NwederlandsSpeciaal OnderwijsLeerroute 3

In deze les zitten 11 slides, met tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 20 min

Onderdelen in deze les

H2 ongevallen en rampen 2.3, 2.4, 2.5
Doel van de les:

* Weten wat een ernstig ongeval is.
* Wat je doet bij een ernstig ongeval. 
* Wanneer bel je 112.
* Wat geef je door als je 112 belt. 

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Video

Wat moet je doen bij een ernstig ongeval?
Bij een ernstig ongeval moet je weten wat je moet doen. 
Je moet snel handelen. (opdracht 7)

1. Loop je zelf gevaar?
2. Meld het ongeval bij je stagebegeleider of BHV'er.
3. Bel het alarmnummer 112.
4. Wacht op hulp.
5. Verander niks.
6. Voorkom herhaling. 

Slide 3 - Tekstslide

Een ongeval? Verander niets!
Verander niks aan de plaats van het ongeval. 

Anders weet je niet waarom het is misgegaan.

Deze informatie is belangrijk zodat je het de volgende keer kan voorkomen!
(opdracht 8)


Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Video

Wacht op hulp, de ambulance.
Wacht samen op de ambulance. (opdracht 8 en opdracht 9)
Als de ambulance er is, kun je informatie over het ongeval geven aan het ambulance personeel. 
Je geeft 5 dingen door:
1. Je eigen naam en je afdeling
2. De plaats van het ongeval.
3. Hoeveel slachtoffers er zijn.
4. Welke verwondingen het slachtoffer heeft.
5. Waar de ambulance moet komen. 

Slide 6 - Tekstslide

Wat doe je bij een klein ongeval?
De meeste ongevallen zijn kleine ongevallen. Wat moet je dan doen?
(opdracht 11 en 12)
1. BHV: bij een klein ongeval ga je met het slachtoffer mee naar de BedrijfsHulpVerlening. Je geeft het door aan je stagebegeleider.

2. Instructies en maatregelen: Je probeert (herhaling) van kleine ongevallen te voorkomen. Dit kun je doen door instructies op te volgen. Ook kun je maatregelen nemen om herhaling te voorkomen. 

Slide 7 - Tekstslide

Registratie van een ongeval.
Alle bijna-ongevallen en echte ongevallen moeten worden geregistreerd (opschrijven) door het bedrijf.

Dat moet, omdat ze dan:
- Precies weten wat er is gebeurd.
- Precies weten wanneer het is gebeurd.
- Weten hoe vaak dezelfde ongevallen voorkomen.
- Leren van 'oude' ongevallen.
- Situaties veiliger kunnen maken. 

Slide 8 - Tekstslide

Noodsituatie = een ramp
Een noodsituatie kan worden veroorzaakt door:
- Brand (grote brand bij een bedrijf).
- Explosie (vuurwerkramp).
- Gas (chloorgas in een zwembad).
- Vloeistof (overstroming of lekkende gevaarlijke vloeistof).
- Radioactieve straling (kernramp).
- Ziektes (varkenspest of vogelgriep).
- Ander groot ongeval (vliegtuig dat neerstort).

Slide 9 - Tekstslide

Noodsituatie zien aankomen
Soms kun je een noodsituatie zien aankomen. Bijvoorbeeld een orkaan. Je kunt dan mensen waarschuwen. Daardoor zijn de gevolgen minder erg.

Voorbeelden van dreigende noodsituaties:
- Noodweer (overstroming)
- Natuurramp (aardbeving)
- Sociale onrust (demonstratie)
- Dreiging van terrorisme (aanslag)
- Verlies van wegen, bruggen, havens (door bijv. een aardbeving)

Slide 10 - Tekstslide

Aan het werk!
Opdracht 7-8-9-11-12 in je map.
Start op bladzijde 26.

Maak online (veiligopstage.nl) 
De opdrachten van 2.6 en 2.7

Slide 11 - Tekstslide