Leerprocessen Les 1

1.1. Wat wil je kopen?
Wat heb je nodig?
Leerwerkboek A
Rekenmachine
Laptop


1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 2

In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

1.1. Wat wil je kopen?
Wat heb je nodig?
Leerwerkboek A
Rekenmachine
Laptop


Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we vandaag doen?
  1. Leerdoelen
  2. Uitleg
  3. Maakwerk
  4. Quiz
                                                         

Slide 2 - Tekstslide

Leerdoelen
Na afloop van deze les weet/kan ik ...
  1. ... verschillende soorten behoeften benoemen
  2. ... uitleggen wat het verschil tussen goederen en diensten is
  3. ... een getal of bedrag afronden

Slide 3 - Tekstslide

Basisbehoeften

Daarzonder kun je niet leven!

Eten

Drinken

Kleding

Woonruimte

Slide 4 - Tekstslide

Overige behoeften
De behoefte aan luxe goederen.
Leuk en handig om te hebben! 
Mobiel 
WiFi 
Merkkleding
Auto
Vakantie

Slide 5 - Tekstslide

Goederen
Producten die je kunt zien en beetpakken.
Dingen die gemaakt zijn om te voorzien in de behoeften van anderen.

Bijvoorbeeld smartphones, eten, kleding

Slide 6 - Tekstslide

Diensten
Kun je niet vastpakken, maar voorzien ook in de behoeften van anderen.
Iets wat jij voor iemand doet. Of iemand die iets voor jou doet.

Bijvoorbeeld kapper, dokter, docent


Slide 7 - Tekstslide

Afronden
  1. Afronden op hele getal, 1 cijfer na de komma of 2 cijfers na de komma?
  2. Kijk naar de buurman
  3. Is de buurman groter dan 5? Rond naar boven af
  4. Is de buurman kleiner dan 5? Rond naar beneden af

Slide 8 - Tekstslide

Maakwerk
Op Pincode: Maak 1.1. opgaven 1 t/m 6

Schrift: Maak Rekenopdrachten blz. 46, opdracht 19 t/m 21

Klaar? 
Maak de herhalingsopdrachten
Leer de samenvatting en begrippen blz. 35


1
2
3

Slide 9 - Tekstslide

Quiz

Slide 10 - Tekstslide

Welk van onderstaande producten voorziet in een basis behoefte?
A
auto
B
winterjas
C
diepvriezer
D
televisie

Slide 11 - Quizvraag

Wat geldt voor een overige behoefte
A
Die is absoluut noodzakelijk
B
Daar kan ik niet zonder
C
Die heb ik af en toe nodig om te leven
D
Daar kan ik wel zonder maar het maakt het leven wel leuker

Slide 12 - Quizvraag

Een Duckie kost 3 euro. Je hebt een abonnement op de Duckie, daarom krijg jij 8% korting. Hoeveel is je korting?
A
3:8x100= 37,50 euro
B
3:8x100= 0,24 euro
C
100x3:8= 37 cent
D
3x8:100 = 0,24 euro

Slide 13 - Quizvraag

Een Duckie kost 3 euro. Je hebt een abonnement op de Duckie, daarom krijg jij 8% korting. Wat betaal jij voor jouw Duckie dan?
A
3-0,24 = 2,76 euro
B
3 euro
C
0,24-3 = 2,76 euro
D
37 cent

Slide 14 - Quizvraag

Blijf zitten totdat de bel gaat!
Jullie mogen opruimen.

Slide 15 - Tekstslide