Kern les 35

KERN les 35
Hoe herken je tegenstellingen in een tekst?
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 2

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

KERN les 35
Hoe herken je tegenstellingen in een tekst?

Slide 1 - Tekstslide

Je leert hoe je teksten beter begrijpt door op tegenstellingen te letten. 
-maar
-echter
-toch
-hoewel
-daarentegen / desondanks
-aan de ene/andere kant
-daar staat tegenver / of
Signaalwoorden:

Slide 2 - Tekstslide

Lees belangrijk! blz. 143

Slide 3 - Tekstslide

Van wat voor soort dingen kan een schrijver een tegenstelling geven?

Slide 4 - Open vraag

Woorden les 35
Maak opdracht 7, blz. 144
het verzet: het proberen iets tegen te houden, een groep mensen die iets probeert te doen aan een vreemde overheersing
desondanks: ondanks dat, toch
het symptoom: verschijnsel van een bepaalde ziekte
depressief: als je zeer somber of verdrietig bent
zich aansluiten: bij ergens lid van worden
overleveren: geven aan iemand anders

Slide 5 - Tekstslide

nakijken

Slide 6 - Tekstslide

overleveren
de symptomen
depressief

Slide 7 - Sleepvraag

Als je let op tegenstellingen in een tekst, begrijp je hem vaak beter.
A
waar
B
niet waar

Slide 8 - Quizvraag

Er zijn geen speciale signaalwoorden voor tegenstellingen.

A
waar
B
niet waar

Slide 9 - Quizvraag

Welke 2 signaalwoorden bij tegenstelling zie je in de tekst?

Slide 10 - Open vraag

1. Leerlingen gebruiken ........... vaak al hun hele leven smartphones.
2. . .......... zetten de docenten steeds vaker smartphones in. 
echter
toch

Slide 11 - Sleepvraag

Welk signaalwoord hoort NIET bij een tegenstelling?
A
ten eerste
B
maar
C
toch
D
echter

Slide 12 - Quizvraag

Mijn vader houdt niet van winkelen, maar mijn moeder vindt het heel erg leuk.
Welk signaalwoord hoort bij een tegenstelling?
A
houdt
B
winkelen
C
maar
D
leuk

Slide 13 - Quizvraag

Mijn oom is heel erg avontuurlijk. Mijn tante daarentegen is helemaal niet avontuurlijk.
Welk signaalwoord hoort bij een tegenstelling
A
avontuurlijk
B
daarentegen
C
helemaal
D
niet

Slide 14 - Quizvraag

Maak opdracht 1 t/m 3, blz. 143

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Zelfstandig werken
Maak KERN les 35 af 
blz. 142  t/m 145

Klaar? NUMO

Slide 18 - Tekstslide

nakijken

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

Ik weet wat een tegenstelling is en welke signaalwoorden in een tekst erbij horen
😒🙁😐🙂😃

Slide 21 - Poll

Ik kan zelf een goede signaalwoorden invullen in een tekst
😒🙁😐🙂😃

Slide 22 - Poll