werkwoordspelling bijvoeglijk naamwoord

Werkwoordspelling

Bijvoeglijk naamwoord

Herhaling van:

-  de tegenwoordige tijd

- de verleden tijd

- voltooid deelwoord



1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Werkwoordspelling

Bijvoeglijk naamwoord

Herhaling van:

-  de tegenwoordige tijd

- de verleden tijd

- voltooid deelwoord



Slide 1 - Tekstslide

3. Vorig jaar bra….en (braden, vt) ze in dat restaurant alles met roomboter.
A
braadden
B
braaden
C
braden

Slide 2 - Quizvraag

4. Vroeger kos….. (kosten, vt) zo’n schrift een paar cent.
A
koste
B
kosten
C
kostte

Slide 3 - Quizvraag

5. Maria verwach….e (verwachten, vt) een e-mailbericht van mij.
A
verwachte
B
verwachten
C
verwachtte

Slide 4 - Quizvraag

6. De verwach…e post kwam maar niet.
A
verwachte
B
verwachten
C
verwachtte

Slide 5 - Quizvraag

7. Uiteindelijk ontving zij de te verwach…(verwachten) post
A
verwachte
B
verwachtte
C
verwachtten
D
verwachten

Slide 6 - Quizvraag

8. Bran…. (tt) de open haard goed?
A
Brand
B
Brandde
C
Brandt

Slide 7 - Quizvraag

9. De vorige bewoners hech….en (hechten, vt) weinig waarde aan die mooie muur.
A
hechtte
B
hechte
C
hechten
D
hechtten

Slide 8 - Quizvraag

10. Wie bie….. (bieden, tt) daar geld voor?
A
bied
B
biedt

Slide 9 - Quizvraag

11. Bie… (bieden, tt) jij daar dan wel wat voor?
A
Bied
B
Biedt

Slide 10 - Quizvraag

12. Voor zulke rommel bie… (bieden, tt) ik niets.
A
biedt
B
bied

Slide 11 - Quizvraag

14. Hij weet nog niet hoe hij alles verdeel… (verdelen, tt)
A
verdeelde
B
verdeeld
C
verdeeldt
D
verdeelt

Slide 12 - Quizvraag

15. Wij konden niet langer wach…en.
A
wachten
B
wachtten

Slide 13 - Quizvraag

19. Die automobilist beschadig… (beschadigen, tt) regelmatig een geparkeerde auto.
A
beschadigd
B
beschadigen
C
beschadigdt
D
beschadigt

Slide 14 - Quizvraag

22. Zij ….. (deleten) gisteren per ongeluk haar werkstuk.
A
delete
B
deletete
C
deletet
D
deletetet

Slide 15 - Quizvraag

23. Gisteren heeft hij dit nog …… (e-mailen).
A
ge-e-maild
B
geemaild
C
ge-emailed
D
gemaild

Slide 16 - Quizvraag

24. Ireen is als eerste ….. (finishen)
A
gefinishd
B
gefinished
C
gefinishet
D
gefinisht

Slide 17 - Quizvraag

Maken opdracht B-11

Schrijftaal blz. 185


Slide 18 - Tekstslide

Gevorderd:
Schrijf vijf zinnen over de lente, waarin je per zin minimaal 3 bijvoeglijke naamwoorden noemt, waarvan er tenminste 1 afgeleid is van het werkwoord

Slide 19 - Tekstslide