In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 30 min
Onderdelen in deze les
Les 2_Alles is duurder geworden
- leesniveau B - VO DSSV
Slide 1 - Tekstslide
We lezen gezamenlijk de tekst!
Opdracht 3 doen we samen, Opdracht 1,2 en 4 maak je zelf!!
Let op ! Deze extra les staat niet in Nieuwsbegrip Online maar dien je uit te printen.
Slide 2 - Tekstslide
static.nieuwsbegrip.nl
Slide 3 - Link
We maken gezamenlijk
- de meerkeuzevragen -
Hieronder zie je per stukje steeds twee zinnen: een zin met de belangrijkste informatie uit dat stukje en een zin met informatie die niet het belangrijkste is. Welke zin past het beste in een samenvatting? Kies A of B.
Slide 4 - Tekstslide
Inleiding
A
Steeds meer Nederlanders hebben geldproblemen.
B
Voedingsmiddelen, brandstof en energie zijn ineens minder duur geworden.
Slide 5 - Quizvraag
Rondkomen van een laag inkomen
A
Alleen gezinnen waarbij een of beide ouders of verzorgers geen baan hebben, hebben geldzorgen.
B
Er zijn steeds meer kinderen die opgroeien in een gezin waarvan de ouders of verzorgers geldzorgen hebben.
Slide 6 - Quizvraag
Nadelige gevolgen
A
Kinderen uit gezinnen met geldproblemen zijn vaak slechter af dan kinderen uit meer welvarende gezinnen. Er is minder geld voor allerlei dingen en dat heeft allerlei vervelende gevolgen voor de kinderen.
B
Ouders in gezinnen met geldproblemen ervaren zelf ook vaak stress door hun moeilijke leefomstandigheden en zijn daardoor vaak niet in staat om hun kinderen te helpen als ze bijvoorbeeld problemen hebben op school.
Slide 7 - Quizvraag
Geen eigen bed
A
De zusjes Rachel en Senna wonen samen met hun alleenstaande moeder. De zusjes slapen afwisselend op het bed of op de grond op een matras.
B
Ieder kind heeft een eigen bed nodig, want kinderen die niet goed slapen, kunnen zich niet goed concentreren. En dat gaat ten koste van de schoolprestaties.
Slide 8 - Quizvraag
Kinderhulp
A
‘Kamerinrichting behoort tot de top van meest aangevraagde dingen waar mensen hulp bij nodig hebben’, laat Irene Boersma van Kinderhulp weten. Daar vallen bureaus en lampen onder, maar ook bedden.
B
Kinderhulp helpt alle kinderen en jongeren in Nederland tussen de 0 en 21 jaar die in armoede opgroeien. Dit doet Kinderhulp door hen te helpen met dingen die heel gewoon lijken, maar toch het verschil maken voor de kinderen.
Slide 9 - Quizvraag
Zomerpretpakketten
A
Een Zomerpretpakket is een tas boordevol leuke dingen: bioscoopbonnen, kaartjes voor een dagje naar een pretpark met de trein, een voetbal, fijne lees- en doeboeken, speelgoed voor buiten en meer.
B
Met een Zomerpretpakket kan Kinderhulp elk jaar weer duizenden kinderen uit gezinnen die financiële zorgen hebben een leuke zomervakantie bezorgen.
Slide 10 - Quizvraag
We maken gezamenlijk
- de woordenschat
Slide 11 - Tekstslide
Wat betekent: de dupe
A
het slachtoffer
B
een foutje
C
de winnaar
Slide 12 - Quizvraag
Wat betekent: betreffen
A
een plaats aangeven
B
gaan om
C
samenvatten
Slide 13 - Quizvraag
Wat betekent: vanzelfsprekend
A
duidelijk
B
onnatuurlijk
C
natuurlijk, gewoon
D
in jezelf praten
Slide 14 - Quizvraag
Wat betekent: fysiek
A
lichamelijk
B
een ander woord voor natuurkunde
C
geestelijk
D
ziek
Slide 15 - Quizvraag
Wat betekent: financieel
A
met geld te maken
B
iets wat fijn is
C
de hypotheek van een huis
D
te duur
Slide 16 - Quizvraag
Wat betekent: psychisch
A
lichamelijk
B
een natuurkunde proefje
C
geestelijk
D
van het pad af
Slide 17 - Quizvraag
Dat was het Nieuwsbegrip van deze week.
Samen hebben we de tekst gelezen en opdracht 3 gemaakt
In Nieuwsbegrip opdracht 1,2 en 4 maken - dit keer niet online!