5.3 Ben jij actief op de arbeidsmarkt?

1 / 41
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

In deze les zitten 41 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 4 videos.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Wat gaan we doen vandaag?

  • Leerdoelen 5.3
  • instructie paragraaf 5.3
  • aan het werk met 5.3
  • hebben we onze lesdoelen gehaald?
  • Afsluiten

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Inhoud:

  • 5.1  Wat levert werken op?
  • 5.2  Waar wil je werken?
  • 5.3  Ben jij actief op de arbeidsmarkt?
  • 5.4 Als je zonder werk zit.

Slide 5 - Tekstslide

Leerdoelen voor vandaag:
Na deze les weet ik ...
  1. wat de arbeidsmarkt en werkgelegenheid is
  2. wanneer je bij de beroepsbevolking hoort
  3. waar de Algemene wet gelijke behandeling voor bedoeld is
  4. wat arbeidsparticipatie is

Slide 6 - Tekstslide

Vraag naar arbeid
Arbeidsmarkt =
het geheel van vraag naar arbeid en aanbod van arbeid


  • De vraag naar arbeid = Komt vanuit de bedrijven (de werkgelegenheid)
  • Dat zijn alle arbeidsplaatsen bij bedrijven en de overheid.



Slide 7 - Tekstslide

Aanbod naar arbeid
Arbeidsmarkt =
het geheel van vraag naar arbeid en aanbod van arbeid

  • Het aanbod van arbeid komt van de beroepsbevolking.
  • Dat is iedereen:
  • van 15 jaar tot de pensioenleeftijd
  • die werkt of werk zoekt



Slide 8 - Tekstslide

Iedereen gelijke kansen?
Mensen met een migratieachtergrond en ouderen vinden moeilijker werk.
  • De Algemene wet gelijke behandeling moet dit voorkomen.
  • Deze wet verbiedt onderscheid op basis van:
  • geslacht
  • religie
  • leeftijd
  • afkomst



Slide 9 - Tekstslide

Verschillende werktijden
Steeds meer mensen hebben een flexibele baan.

Mensen met een flexibele baan werken:
  • alleen als een bedrijf ze nodig heeft
  • als uitzendkracht
  • of als oproepkracht

Slide 10 - Tekstslide

Wie doet mee?
  • Nederland heeft 17,4 miljoen inwoners.
  • 9 miljoen Nederlanders horen bij de beroepsbevolking.

  • Arbeidsparticipatie (of arbeidsdeelname) =
  • het percentage van de bevolking dat tot de beroepsbevolking behoort


Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Zelf aan de slag


Gebruik de rest van de les om 
de opdrachten van 5.3 te maken !!
3

Slide 13 - Tekstslide

En tot de volgende les!

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Video

Mevrouw Meijerink verdient €1995,- bruto per maand. De loonbelasting bedraagt €145,50 en de sociale premies €35,20. Bereken haar nettoloon.
A
€1815,-
B
€2175,70
C
€1814,30
D
€1849,50

Slide 17 - Quizvraag

Het nettoloon van de heer Roeberts is €2995,- De loonbelasting bedraagt €184,50 en de sociale premies €95,95. Bereken het brutoloon van de heer Roeberts.
A
€2714,55
B
€3275,45
C
€2810,50
D
€3275,50

Slide 18 - Quizvraag

Paragraaf 5.2 
Een eigen bedrijf

Slide 19 - Tekstslide

Vraag naar arbeid

De vraag naar arbeid is het totaal aantal beschikbare banen: de al bezette banen plus de nog niet bezette banen (de vacatures).

De vraag naar arbeid komt van de bedrijven en van de overheid. 

We noemen de vraag naar arbeid ook wel de 
werkgelegenheid.

Slide 20 - Tekstslide

Aanbod van arbeid
Het aanbod van arbeid noem je ook wel de:

Beroepsbevolking:


Dat is iedereen van 15 tot de pensioenleeftijd die werkt of werkloos is.

Slide 21 - Tekstslide

Deel van het geheel
Deel : geheel x 100

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide

Algemene wet gelijke behandeling

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Video

Arbeidsparticipatie
Ook wel genoemd arbeidsdeelname.
Het percentage van de bevolking dat tot de beroepsbevolking behoort.

Slide 26 - Tekstslide

Werken in de formele sector
Betaald werk waarover je belastingen en premies betaaldd is werk in de formele sector. Dit wordt ook wel wit werk genoemd.

Slide 27 - Tekstslide

Werken in de informele sector
  • Onbetaald werk is werk in de informele sector. Bijvoorbeeld vrijwilligerswerk of werken in je eigen huishouding. Dit wordt ook wel grijs werk genoemd.

  • Betaald werk dat niet geregistreerd is. Hierover betaal je geen belasting en sociale premies en wordt ook wel zwart werk genoemd.

Slide 28 - Tekstslide


Paragraaf 5.4
Zonder werk?

Slide 29 - Tekstslide

WW-uitkering
Uitkering volgens de Werkloosheids Wet.
Je moet je inschrijven bij het UWV (Uitkeringsinstituut WerknemersVerzekeringen)

Slide 30 - Tekstslide

Slide 31 - Video

Welk antwoord hoort niet bij ww-uitkering?
A
Ontslag door eigen schuld
B
36 weken voor ontslag 26 weken in loondienst geweest.
C
UWV
D
Eerste twee maanden 75% van brutoloon

Slide 32 - Quizvraag

Geregistreerde werkloosheid
Als je bent ingeschreven bij het UWV nadat je werkloos bent geworden dan tel je mee in de geregistreerde werkloosheid.

Slide 33 - Tekstslide

Verborgen werkloosheid
Als jij je niet ingschrijft bij het UWV, bijvoorbeeld omdat je geen recht hebt op een ww-uitkering dan heet dat verborgen werkloosheid.

Slide 34 - Tekstslide

Er zijn twee soorten werkloosheid, verstopte en geregistreerde werkloosheid.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 35 - Quizvraag

Soorten werkloosheid

1. Conjuncturele werkloosheid.
2. Structurele werkloosheid.
3. Seizoenwerkloosheid.
4. Regionale werkloosheid.
5. Frictiewerkloosheid.

Slide 36 - Tekstslide

Slide 37 - Video

Wanneer het werk wordt overgenomen door een machine is dit ...
A
structurele werkloosheid
B
conjuncturele werkloosheid
C
frictie werkloosheid
D
regionale werkloosheid

Slide 38 - Quizvraag

Van welk soort werkloosheid is sprake?
"Tijdens perioden van crisis"
A
Regionale werkloosheid
B
Structurele werkloosheid
C
Seizoenswerkloosheid
D
Conjuncturele werkloosheid

Slide 39 - Quizvraag

Van welk soort werkloosheid is sprake? "Als mensen net van school komen of net ontslagen zijn"....
A
Structurele werkloosheid
B
Conjuncturele werkloosheid
C
Frictiewerkloosheid
D
Regionale werkloosheid

Slide 40 - Quizvraag

Van welk soort werkloosheid is sprake? "In Overijssel is meer werkloosheid dan gemiddeld in het land".......
A
Conjuncturele werkloosheid
B
Frictiewerkloosheid
C
Seizoenswerkloosheid
D
Regionale werkloosheid

Slide 41 - Quizvraag