Cursus 3 NN, Par 4 stoffelijk bijvoeglijk naamwoord & bijvoeglijk naamwoord

Hoe schrijf je het bijvoeglijk naamwoord?
1 / 26
volgende
Slide 1: Open vraag
NederlandsMiddelbare schoolvmbo, mavoLeerjaar 1

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Hoe schrijf je het bijvoeglijk naamwoord?

Slide 1 - Open vraag

Hoe schrijf je het bijvoeglijk naamwoord?

Slide 2 - Open vraag

Hoe schrijf je het bijvoeglijk naamwoord?

Slide 3 - Open vraag

Hoe schrijf je het bijvoeglijk naamwoord?

Slide 4 - Open vraag

lesdoel
Ik weet wat een stoffelijk bijvoeglijk naamwoord is en ik weet hoe ik deze moet schrijven.

Slide 5 - Tekstslide

BIJVOEGLIJK NAAMWOORD

- vertelt meer over een zelfstandig naamwoord

- staat in de buurt van een zelfstandig naamwoord


- het spannende boek

- een spannend boek'

- het boek is spannend

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

STOFFELIJK

BIJVOEGLIJK NAAMWOORD


- het gouden horloge

- een papieren tas

de zijden bloemen

- de houten tafel


Slide 8 - Tekstslide

Schrijf een en achter de naam van het materiaal behalve bij plastic, aluminium, polyester, latex, bamboe en fleece.

Slide 9 - Tekstslide


hout

Slide 10 - Open vraag


rubber

Slide 11 - Open vraag


plastic

Slide 12 - Open vraag

Wat is een voorbeeld van een bijvoeglijk naamwoord?
A
Blonde
B
Man
C
Paard
D
De

Slide 13 - Quizvraag

Een bijvoeglijk naamwoord staat in de buurt van een zelfstandig naamwoord.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 14 - Quizvraag

De slimme leerling snapt het niet.
Welk woord is het bijvoeglijk naamwoord?
A
de
B
leerling
C
snapt
D
slimme

Slide 15 - Quizvraag

De rode jas hangt nog aan de kapstok. Het bijvoeglijk naamwoord is:
A
jas
B
rode
C
kapstok
D
hangt

Slide 16 - Quizvraag

Wat is het bijvoeglijk naamwoord in de zin?

'Morgen komt mijn lieve vakantievriendin eindelijk logeren.'
A
morgen
B
lieve
C
eindelijk
D
er staat geen bijvoeglijk naamwoord in de zin

Slide 17 - Quizvraag

Wat is een voorbeeld van een stoffelijk bijvoeglijk naamwoord?
A
grote
B
plastic
C
kleurige
D
koude

Slide 18 - Quizvraag

In welke zin staat een stoffelijk bijvoeglijk naamwoord?
A
De aardige jongen lacht om haar grapjes.
B
Dat is de normaalste zaak van de wereld.
C
Morgen wordt het een mooie dag.
D
Die houten stoel lijkt me niet zo stevig!

Slide 19 - Quizvraag

Wat is een bijvoeglijk naamwoord?
A
Zegt iets over de persoonsvorm
B
De, het, een
C
Hetzelfde als een voorzetsel
D
Zegt iets over het zelfstandig naamwoord

Slide 20 - Quizvraag

Welk woord in deze zin is een bijvoeglijk naamwoord?
Zij heeft dit weekend veel leuke films gekeken.

Slide 21 - Open vraag

Maak een zin met een stoffelijk bijvoeglijk naamwoord

Slide 22 - Open vraag

Nu graag onderstaande woordjes noteren als stoffelijk bijvoeglijk naamwoord:
•    ivoor        De ............. asbak is heel duur.

•    koper       De...............  ketel staat achterin de kast.

•    staal        Het  .................. uithangbord wiebelde.

•    zink         Het ...................... dak schitterde in de zon.

•    goud       De ............... ring is nooit meer gevonden.

•    zilver        (Maak zelf een zin met zilver als bijv nw).

Dank jullie voor het meedoen. Let goed op de uitzonderingen.

Slide 23 - Tekstslide

Nog even dit......
Aluminium blijft onveranderd als ze als bijvoeglijk naamwoord gebruikt wordt. Net als polyester, latex, bamboe en fleece.
Plastic kan zowel een zelfstandig naamwoord : Het lijkt wel marmer, maar het is een hard soort plastic.
Schrijf een -en achter de naam van het materiaal behalve bij plastic, aluminium, polyester, latex, bamboe en fleece). Combinaties van het bijvoeglijk naamwoord plastic en een zelfstandig naamwoord worden los geschreven.

(1a) De vijfjarige jongen droeg een voetbaltruitje dat hij zelf gemaakt had van een plastic zak.
(2a) Voor de picknick moeten we zeker plastic bordjes en bestek meenemen.
(3a) Steeds meer ouders verkiezen houten boven plastic speelgoed.
In België wordt, vooral in de spreektaal, ook vaak het bijvoeglijk naamwoord plastieken gebruikt.

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Link

Slide 26 - Tekstslide