4.7 grammatica: bijvoeglijk naamwoord

th1
uitleg: bijvoeglijk naamwoord en                   voorzetsel
maken: 4.7 opdr 5 en 9
tijd over? Lezen 
Wat gaan we deze les doen?
4.7 grammatica 
les 1
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

th1
uitleg: bijvoeglijk naamwoord en                   voorzetsel
maken: 4.7 opdr 5 en 9
tijd over? Lezen 
Wat gaan we deze les doen?
4.7 grammatica 
les 1

Slide 1 - Tekstslide

doelen
Ik kan de volgende woordsoorten benoemen en goed schrijven:

  • bijvoeglijk naamwoord
  • voorzetsel
  • telwoorden: rangtelwoord en hoofdtelwoord

Slide 2 - Tekstslide

Wat is ook alweer een bijvoeglijk naamwoord?

Slide 3 - Open vraag

Hoe schrijf je een bijvoeglijk naamwoord
De meeste bijvoeglijke naamwoorden weet je zo wel te spellen.
             Bijv. De rode auto. De auto is rood.

Soms moet je medeklinkers verdubbelen of moet je een klinker weghalen.
Bijv. De telefoon is kapot. De kapotte telefoon.
          Het trapje is geel. Het gele trapje.

Soms moet je een -f in een -v veranderen of een -s in een -z.
bijv. braaf => brave      grijs => grijze         achteloos => achteloze


Slide 4 - Tekstslide

Hoe schrijf je een bijvoeglijk naamwoord

Stoffelijke bijvoeglijke naamwoorden moet je in twee groepen verdelen; oude en nieuwe stoffen.

Oude stoffen eindigen op - en
bijv. houten, loden, ijzeren, gouden, papieren, stenen

'Nieuwe stoffen' krijgen geen uitgang:
bijv. plastic, aluminium, polyester, nylon, latex, bamboe, fleece


Slide 5 - Tekstslide

even oefenen

Slide 6 - Tekstslide

Wat is het bijvoeglijk naamwoord van kwaad?

De .... man loopt weg.

Slide 7 - Open vraag

Wat is het bijvoeglijk naamwoord van half?
Hij gaf mij een ... chocoladereep.

Slide 8 - Open vraag

Wat is het bijvoeglijk naamwoord van plastic?
Hij heeft een ... tas.

Slide 9 - Open vraag

Wat is het bijvoeglijk naamwoord van Nederland?
Hij heeft de ... nationaliteit.

Slide 10 - Open vraag

Wat is het bijvoeglijk naamwoord van serieus?
Hij stelde een ... vraag.

Slide 11 - Open vraag

wat is ook alweer een voorzetsel?

Slide 12 - Open vraag

voorzetsels
Een voorzetsel (vz) staat nooit alleen:
voorbeeld: Tycho springt in de gymzaal over het paard  ( er staat een zelfstandig naamwoord achter)

truckje: een voorzetsel kun je  plaatsen voor de kast of voor de vakantie:
Voorbeeld: Mijn boeken liggen op de kast. Mijn laptop bewaar ik in de kast. Onder de kast ligt een hoop stof.
Ik was ziek tijdens de vakantie. Na de vakantie was ik snel weer beter.

Ook te voor  het hele werkwoord (een infinitief) is een voorzetsel:
De kat zit te spinnen.


Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Video

even oefenen

Slide 15 - Tekstslide

We kijken samen naar voetbal op de televisie
Sleep het vinkje naar het voorzetsel

Slide 16 - Sleepvraag

Zet het juiste voorzetsel in de zin.
Is jouw voetbaltrainer ook zo trots ... zijn team?
op
achter
met
bij
tegen
aan

Slide 17 - Sleepvraag

Wat is het voorzetsel in deze zin:
De krant ligt naast de bank.

Slide 18 - Open vraag

Wat is het voorzetsel in deze zin:
Ik ga bij mijn vriend voetballen.

Slide 19 - Open vraag

Welk woord in de zin is het voorzetsel :
Let op, het zijn er 2!
Na schooltijd fiets ik langs de bakker.

Slide 20 - Open vraag

Haal alle voorzetsels uit de volgende zin:

De kleine kinderen van mijn collega zijn bezig met een prachtige tekening.

Slide 21 - Open vraag

Haal alle voorzetsels uit de volgende zin:

Mijn vader zit te vissen, want hij mag niet naar zijn werk.

Slide 22 - Open vraag

huiswerk
Maak van 4.7 grammatica opdracht 5 en 9

Klaar? lezen

Slide 23 - Tekstslide

Maak een zin met een voorzetsel en een bijvoeglijk naamwoord.

Slide 24 - Open vraag