De oorzaken van probleemgedrag - kennistest

De oorzaken van probleemgedrag
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 4

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

De oorzaken van probleemgedrag

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Als wij probleemgedrag van een zorgvrager onderzoeken, dan doen wij dat altijd op methodische wijze
A
Waar
B
Niet waar

Slide 2 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wij lossen probleemgedrag vaak al op voordat we de oorzaak onderzocht hebben
A
Waar
B
Niet waar

Slide 3 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welk stappenplan of methodiek gebruiken jullie op de werkplek om probleemgedrag te onderzoeken?

Slide 4 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Bij probleemgedrag is meestal één oorzaak aan te wijzen
A
Waar
B
Niet waar

Slide 5 - Quizvraag

Meestal wordt het probleemgedrag van een zorgvrager door meerdere factoren veroorzaakt. Het gedrag ontstaat door een ingewikkelde interactie tussen factoren vanuit de zorgvrager zelf en zijn omgeving: 
  • biologisch (vanuit zorgvrager)
  • psychologisch (vanuit zorgvrager)
  • sociale omgevingsfactoren
  • fysieke omgevingsfactoren
Waarom is het van belang om methodisch te werk te gaan bij het onderzoeken van de oorzaak van probleemgedrag?

Slide 6 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Onze werkroutines kunnen probleemgedrag versterken of zelfs oproepen.
Geef voorbeelden vanuit jouw werksituatie.

Slide 7 - Open vraag

Om de oorzaak (oorzaken) van probleemgedrag te achterhalen is het nodig om methodisch bepaalde stappen te doorlopen. Zo zou je de volgende stappen kunnen gebruiken:   
Stap 1: Werkroutines & opvattingen
Stap 2: Lichamelijk functioneren
Stap 3: Omgeving
Stap 4: Wisselwerkingen

Onze opvattingen spelen een rol bij de wijze waarop wij bepaald gedrag als probleemgedrag ervaren of niet.
  • Heb jij zelf ervaringen van dat jij anders aankijkt tegen probleemgedrag dan jouw collega's? Voorbeelden?  
  • Kan je voorbeelden geven van dat jij iets als probleemgedrag ziet en jouw collega's niet of andersom?
  • Welke factoren liggen daaraan ten grondslag? Waar komt dit door? 

Slide 8 - Tekstslide

Ook onze opvattingen spelen een rol bij de wijze waarop wij bepaald gedrag als probleemgedrag ervaren of niet. Vragen:
Heb jij zelf ervaringen van dat jij anders aankijkt tegen probleemgedrag dan jouw collega's? Voorbeelden?
Kan je voorbeelden geven van dat jij iets als probleemgedrag ziet en jouw collega's niet of andersom?
Welke factoren liggen daaraan ten grondslag? Waar komt dit door? 
Welke medicatie (niet de psychofarmaca) die jullie zorgvragers gebruiken heeft mogelijk invloed op het gedrag van de zorgvrager en kan probleemgedrag in de hand werken?

Slide 9 - Open vraag

Het lichamelijk functioneren kan een rol spelen bij het ontstaan van probleemgedrag. Iemand wil bijvoorbeeld niet eten, omdat het gebit niet meer goed past en pijnklachten geeft of iemand wil geen schoenen aan omdat ze te strak zitten. Daarnaast kan ook medicijngebruik een rol spelen. 
Wat is het verschil tussen het emotionele en het rationele brein?

Slide 10 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Antwoord
  • In het emotionele brein komt de informatie binnen en wordt gesorteerd en geordend. Uit het emotionele brein komt het spontane gedrag voort.
  • In het rationele brein vindt het denken en begrijpen plaats. 

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

In welke laag (of op welk niveau) vindt de zintuiglijke waarneming plaats (proeven, zien, ruiken, voelen, horen)
A
Laag 1
B
Laag 2
C
Laag 3
D
Laag 4

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat betekent het als een zorgvrager met dementie prikkels op niveau 3 en 4 niet meer kan verwerken?

Slide 13 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat betekenen dynamische en statische prikkels voor de zorgvrager met dementie en dan gericht op het ontstaan van probleemgedrag?

Slide 14 - Open vraag

  • Dynamische prikkels: Geluiden, geuren en alles wat beweegt. Deze worden verwerkt in het onderbrein (laag 1 en 2).
  • Statische prikkels: Alles wat stilstaat en geluidloos is. Deze worden verwerkt in het bovenbrein (laag 3 en 4).

Niveau 2
Niveau 4
Niveau 3
Niveau 1
Bang, bedroefd, boos of blij
Besef van tijd
Herkenning
Ruiken

Slide 15 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Op welke wijze kan je de fysieke omgeving anders inrichten als er sprake is van:
Onvoldoende en een niet zinvolle dagbesteding of bij verveling van de zorgvrager?

Slide 16 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Op welke wijze kan je de fysieke omgeving anders inrichten als er sprake is van:
De omgeving wordt door de zorgvrager onvoldoende herkend en is onvoldoende veilig?

Slide 17 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Op welke wijze kan je de fysieke omgeving anders inrichten als er sprake is van:
De zorgvrager krijgt vanuit de omgeving onvoldoende prikkels.

Slide 18 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Op welke wijze kan je de fysieke omgeving anders inrichten als er sprake is van:
De zorgvrager heeft onvoldoende gelegenheid zich terug te trekken.

Slide 19 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Op welke wijze kan je de fysieke omgeving anders inrichten als er sprake is van:
De zorgvrager heeft onvoldoende bewegingsvrijheid en privacy.

Slide 20 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies