Paragraaf 3.1 - Organismen in hun omgeving [3]

3.1 Organismen in hun omgeving
Leerdoel(en) van deze les:

  • Je kunt beschrijven welke levende en niet-levende invloeden een organisme heeft
1 / 11
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 3

In deze les zitten 11 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 90 min

Onderdelen in deze les

3.1 Organismen in hun omgeving
Leerdoel(en) van deze les:

  • Je kunt beschrijven welke levende en niet-levende invloeden een organisme heeft

Slide 1 - Tekstslide

3.1 Organismen in hun omgeving
Wat heeft allemaal invloed op een organisme?

  • Levende invloeden (biotisch)
    - Voedsel, vijanden, schuilplaats, soortgenoten
  • Niet-levende invloeden (a-biotisch)
    - Water, licht, temperatuur, wind


Slide 2 - Tekstslide

3.1 Organismen in hun omgeving

Slide 3 - Tekstslide

3.1 Organismen in hun omgeving
  • Wat? Maken 3.1 – Opdracht 1 t/m 5
  • Hoe? Blz. 126 t/m 128
  • Hulp? Eerst overleggen met buur, daarna docent vragen.
  • Tijd? 10 minuten
  • Uitkomst? Opdracht 1 t/m 5 is af. 
  • Klaar? Samenvatting dikgedrukte woorden maken (lijst).

timer
10:00

Slide 4 - Tekstslide

3.1 Organismen in hun omgeving
Leerdoel(en) van deze les:

  • Je kunt met voorbeelden uitleggen hoe planten zijn aangepast aan hun omgeving

Slide 5 - Tekstslide

3.1 Organismen in hun omgeving
Hoe zijn planten aangepast aan hun omgeving?



  • Donkere bossen
    - Voorjaarsbloeiers, groeien en bloeien voordat bomen bladeren krijgen
  • Hete en droge woestijnen
    - Woestijnplanten > zuinig met water
    - Weinig water verdampen uit bladeren > cactus geen bladeren
    - Kleine bladeren met vette waslaag of haren op bladeren

Slide 6 - Tekstslide

3.1 Organismen in hun omgeving
  • Wat? Maken 3.1 – Opdracht 6 t/m 11
  • Hoe? Blz. 129 t/m 130
  • Hulp? Eerst overleggen met buur, daarna docent vragen.
  • Tijd? 10 minuten
  • Uitkomst? Opdracht 6 t/m 11 is af.
  • Klaar? Samenvatting dikgedrukte woorden maken (lijst).

timer
10:00

Slide 7 - Tekstslide

3.1 Organismen in hun omgeving
Leerdoel(en) van deze les:

  • Je kunt met voorbeelden uitleggen hoe dieren zijn aangepast aan een koude of hete omgeving
  • Je kunt uitleggen hoe het gebit van dieren is aangepast aan hun voedsel
  • Je kunt uitleggen hoe de snavels van vogels zijn aangepast aan hun voedsel
  • Je kunt uitleggen waarvoor dieren een schutkleur hebben

Slide 8 - Tekstslide

3.1 Organismen in hun omgeving
Hoe zijn dieren aangepast aan kou en hitte?
  • Zoogdieren en vogels zijn warmbloedig (lichaamstemperatuur constant), rond 37° C
  • Koude omgeving?
    - Vogels > veren
    - Zoogdieren > wintervacht, korte poten en kleine oren
    - Laag stilstaande lucht tussen veren of vacht = isolatie
  • Warme omgeving?
    - Zoogdieren > zomervacht, korte haren
    - Grote oren en langere poten
  • Schutkleur = aanpassing aan omgeving


Slide 9 - Tekstslide

3.1 Organismen in hun omgeving
Hoe zijn dieren aangepast aan hun voedsel?
  • Zoogdieren -> plooikiezen, hoektanden, knipkiezen
    - plooikiezen = vermalen van planten (planteneters)
    - hoektanden = prooi vasthouden (alleseters, vleeseters)
    - knipkiezen = vlees in stukken scheuren (alleseters, vleeseters)
  • Vogels -> haak-, zeef-, pincet- en kegelsnavel
    - haaksnavel = prooi aan stukken scheuren
    - zeefsnavel = plantjes en diertjes uit water zeven
    - pincetsnavel = insecten lospeuteren uit bomen
    - kegelsnavel = zaden kraken

Slide 10 - Tekstslide

3.1 Organismen in hun omgeving
  • Wat? Maken 3.1 – Opdracht 12 t/m 19
  • Hoe? Blz. 130 t/m 135
  • Hulp? Eerst overleggen met buur, daarna docent vragen.
  • Tijd? 10 minuten
  • Uitkomst? Opdracht 12 t/m 19 is af. 
  • Klaar? Samenvatting dikgedrukte woorden maken (lijst).

timer
10:00

Slide 11 - Tekstslide