NN7 Tekstdoelen en tekstsoorten opdr 2 en 3

1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

In deze les zitten 13 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Opdracht 2 
Tekst 1 op bladzijde 27

Slide 3 - Tekstslide

Wat is het onderwerp van deze tekst?
A
Altijd mooi weer op Antikythera
B
Op vakantie naar Griekenland
C
Wonen op een Grieks eiland

Slide 4 - Quizvraag

mening
vind
overtuigen
redenen
De ........ van de schrijver van de tekst is dat verhuizen naar Antikythera een superkans is.
De schrijver wil jou als lezer ....... om ernaartoe te gaan.
De schrijver noemt daarom ....... om te laten zien waarom deze oproep volgens hem fantastisch is.
Je herkent de mening van de schrijver in de eerste zin aan de woorden: ik .........

Slide 5 - Sleepvraag

Wat is de hoofdgedachte van deze tekst?
A
Het is slim om naar het Griekse eiland Antikythera op vakantie te gaan.
B
Op het Griekse eiland Antikythera is het in de zomer en in de winter lekker warm weer.
C
Wonen op het Griekse eiland Antikythera is een superkans die je moet pakken

Slide 6 - Quizvraag

Ben je overtuigd door de schrijver om te verhuizen naar Antikythera? Leg je antwoord uit.

Slide 7 - Open vraag

Opdracht 3
Tekst 2 op bladzijde 27

Slide 8 - Tekstslide

Wat is het onderwerp van deze tekst?
A
dierentuin in Amersfoort
B
woonplek van mevrouw Vis
C
meneer en mevrouw Vis

Slide 9 - Quizvraag

Wat is het doel van deze tekst?
A
De schrijver wil dat je iets te weten komt
B
De schrijver wil dat je leert hoe je iets moet doen
C
De schrijver wil dat je zijn mening overneemt

Slide 10 - Quizvraag

In alinea 5 staat dat mevrouw Vis en haar man niet in een glazen bol kunnen kijken. Wat wordt hiermee bedoeld?

Slide 11 - Open vraag

Je gaat je ouder(s)/verzorger(s) overtuigen om ook in een dierentuin te gaan wonen. Bedenk hiervoor 3 goede argumenten. Gebruik de tekst als hulpmiddel

Slide 12 - Open vraag

Maak opdracht 4 (blz 28)
Schrijf de antwoorden op in je schrift
Zet in je schrift: Lezen paragraaf 4 
bladzijde 28

Slide 13 - Tekstslide