BS6 Opvoeding of aanleg

Planning van de les
- Starten met een erfelijkheidsopdracht.
- Uitleg basisstof 6
- Maken opdrachten basisstof 6

1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 13 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

Planning van de les
- Starten met een erfelijkheidsopdracht.
- Uitleg basisstof 6
- Maken opdrachten basisstof 6

Slide 1 - Tekstslide

Opdracht
Bij fruitvliegen liggen de eigenschappen oogkleur en vleugelvorm op dezelfde chromosomen en erven gekoppeld over.  Het gen voor rode ogen (R) is gekoppeld aan het gen voor lange vleugels (L). Het gen voor witte ogen (r) is gekoppeld aan het gen voor korte vleugels (l).
Een fruitvlieg met genotype RrLL wordt gekruist met een fruitvlieg met genotype rrll. Wat is de kans op nakomelingen met rode ogen en korte vleugels?

Parents:                                RrLL x rrll
Geslachtscellen:                  ?   x     ?                                                          X
F1:                                       

Slide 2 - Tekstslide

Wat is de kans op nakomelingen met rode ogen en korte vleugels?
Parents:                        RrLL          x             rrll
Geslachtscellen:      RL of rL    x             rl
F1:                                                                    Rode ogen = R; witte ogen = r
                                                                          Lange vleugels = L; kort = l


Kans op rode ogen en korte vleugels is 0%
rl
RL
RrLl
rL
rrLl

Slide 3 - Tekstslide

Opvoeding of aanleg?

Slide 4 - Tekstslide

Leerdoelen
3.6.1 Je kunt uitleggen wat het belang van tweelingenonderzoek is voor de genetica.
3.6.2 Je kunt verklaren waarom overerving soms anders verloopt dan je verwacht.

Slide 5 - Tekstslide

Nature versus nurture
Hoe groot is de rol van het genotype en milieufactoren op het fenotype?

- Genotype: bloedgroep, oogkleur.
- Milieufactoren: litteken, lengte van je nagels.
- Genotype + milieufactoren: lichaamslengte.

Het genotype stelt bij veel eigenschappen de uiterste grenzen vast en het milieu bepaalt hoe dicht de grenzen worden benaderd.


Slide 6 - Tekstslide

Nature-nurture
Fenotype = milieu + genotype
Welke speelt een grotere rol?

Herhaling in generaties van: alcoholisme, huiselijk geweld en misbruik. Maar ook: creativiteit, verlegenheid, rekenvaardigheid.

Slide 7 - Tekstslide

Tweeling-onderzoek
Als je gedrag van vader en zoon vergelijkt: overeenkomsten erfelijkheid of leergedrag?

Het meest geschikt zijn ééneiige tweelingen die gescheiden zijn opgegroeid. Identiek genotype, verschil is milieu.

< Erik en Peter, ééneiige tweeling uit Nederland, gescheiden opgegroeid.




Slide 8 - Tekstslide

Genexpressie
Ook milieufactoren kunnen invloed hebben op de verhouding van fenotypen bij nakomelingen.

Bij bepaalde muizen blijkt dat de voeding van
de moeder tijdens de zwangerschap van 
invloed is op de vachtkleur van de 
nakomelingen.




Slide 9 - Tekstslide

Epigenetica
Onderzoek naar beinvloeden genactiviteit.

Aangezette of uitgezette genen (methylering) blijken geërfd te kunnen worden.

Slide 10 - Tekstslide

Epigenetica

Slide 11 - Tekstslide

Hongerwinterkinderen
Bij mensen kan voedseltekort de genexpressie van bepaalde genen beïnvloeden. 

Hongerwinterkinderen (1944) hebben een grotere kans op overgewicht en diabetes, doordat de genexpressie van bepaalde genen is verhoogd.

Bij eeneiige tweelingen leidt de invloed van milieufactoren tot steeds duidelijkere verschillen in uiterlijk en gedrag op latere leeftijd. Het genotype van eeneiige tweelingen is gelijk, maar of bepaalde genen wel of niet tot uiting komen in het fenotype kan onderling verschillen.

Slide 12 - Tekstslide

Aan de slag...
3.6  Opvoeding of aanleg
Maak opdracht 66 t/m 74


Slide 13 - Tekstslide