V3A - comparisons

Comparisons
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
EnglishVoortgezet speciaal onderwijsLeerroute 3

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Comparisons

Slide 1 - Tekstslide

But first!
What do you remember from last lesson?

Slide 2 - Tekstslide

timer
1:00
This is the boy ... played rugby.
The car ... hit me was blue.
Ms Pratt, ... is my Maths teacher, is very kind.
My brother, ... phone you just heard, is 17 years old.
That is the man to....Lucy is married
who
which
who
whose
whom

Slide 3 - Sleepvraag

What are we going to learn today?
- What are comparisons
- How to use comparisons

Slide 4 - Tekstslide

Schedule
- Warming up (5 minutes)
- Listening exercise (15 minutes)
- Comparisons 
  • Introduction (10 minutes)
  • What do you remember? (10 minutes)
  • Game (10 minutes)
- Homework

Slide 5 - Tekstslide

Listening exercise
You will get 3 minutes to read the questions
There will be no pause in between questions
Underline key words in the questions to help you stay on track

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Video

Write down your answers

Slide 8 - Woordweb

He is much ..... than his brother
timer
0:10
A
Tall
B
Taller
C
Tallest

Slide 9 - Quizvraag

That's the .... apple I've ever seen
timer
0:10
A
Bigger
B
Bigest
C
Biggest

Slide 10 - Quizvraag

This is much .... than I expected
timer
0:10
A
More easy
B
Easyer
C
Easier

Slide 11 - Quizvraag

This is the .... kitchen I've ever seen
timer
0:10
A
Nicest
B
Niceest
C
Nicer
D
Most nice

Slide 12 - Quizvraag

Your bike is ..... than mine
timer
0:10
A
Beautifuller
B
Beautifuler
C
More beautiful
D
Most beautiful

Slide 13 - Quizvraag

If you thought this case was bad, it's about to get much ...
timer
0:10
A
Badder
B
Bader
C
Worser
D
Worse

Slide 14 - Quizvraag

Comparisons
Om mensen, dieren en dingen met elkaar te kunnen vergelijken. 
Je hebt hierin vier onderdelen:
1. -er / -est
2. more en most
3. Onregelmatige vormen
4. (not) as ... as

Slide 15 - Tekstslide

timer
0:30
Bijvoegelijk naamwoord met één lettergreep
Bijvoegelijk naamwoord met twee lettergrepen 
eindigend op -y, -er, -le,
-ow
Bijvoegelijke naamwoorden met twee of meer lettergrepen
-er/-est
-er/-est

more.../most...

Slide 16 - Sleepvraag

Mind the spelling!
- eindigt op -e dan alleen -r/-st
Nicer

- eindigt op -y dan verandert de -y in -ier/-iest
Prettiest

- Kort woord dat eindigt op een klinker + medeklinker? Verdubbel de laatste klinker
Bigger

Slide 17 - Tekstslide

good - ..... - .....
timer
0:30

Slide 18 - Open vraag

many - ..... - .....
timer
0:30

Slide 19 - Open vraag

much - ..... - .....
timer
0:30

Slide 20 - Open vraag

Game: Truth and lie
Iedereen schrijft twee zinnen/feiten over zichzelf op
Met daarin een vergrotende trap en/of overtreffende trap
Eén is de waarheid
De andere is een leugen
Je leest de zinnen voor, de klas raadt welke uitspraak de waarheid is.

Voorbeeld van de docent:


Slide 21 - Tekstslide

Voorbeeld:

I am the tallest in this classroom

I can speak English better than mrs. Verstappen

Slide 22 - Tekstslide

Homework
Exercise 5 and 6 (page 33)
Unit 2.1 crossing borders
Exercise 2 and 3 (page 55)

Slide 23 - Tekstslide