= een verhaal dat niet op de werkelijkheid gebaseerd is. Het is ontstaan vanuit de fantasie van de schrijver.
Waarom fictie...?
Plezier
Helpt je om de wereld te ontdekken;
Helpt je bij het begrijpen van jezelf en anderen;
Laat je nadenken over lastige levensvragen;
Helpt je om moeilijke dingen te verwerken!
Slide 8 - Tekstslide
Jouw leesvoorkeur ontwikkelen....
Tips die je kunnen helpen:
Kijk verder dan het uiterlijk
Maak gebruik van achtergrondinformatie
Houd bij wat je leest en wat je nog zou willen lezen.
Vraag tips aan leeftijdgenoten, docenten, boekenverkoper, etc.
Slide 9 - Tekstslide
Meer of minder realistisch
Wanneer is een verhaal meer realistisch en waneer is het minder realistisch volgens jou?
Slide 10 - Tekstslide
Realistisch
= een verzonnen verhaal dat lijkt op de werkelijkheid.
Niet - realistisch
= een verhaal waarin dingen voorkomen die ongeloofwaardig zijn of die in de werkelijkheid niet mogelijk zijn.
Slide 11 - Tekstslide
Hoe realistisch een verhaal op je overkomt, wordt bepaald door:
De beschrijving van de tijd en omgeving
De beschrijving van de personages en hun gesprekken, gedachten, problemen en bezigheden;
De geloofwaardigheid van de gebeurtenissen;
Fantasie - elementen;
De afloop van het verhaal.
Slide 12 - Tekstslide
De realismelijn
Er zit een verschil tussen waargebeurd en realistisch.
Slide 13 - Tekstslide
Realistisch of niet-realistisch?
Slide 14 - Tekstslide
Opbouwschema van verhalen
In veel verhalen kun je een vaste opbouw met verschillende delen. Die opbouw ziet er zo uit:
Slide 15 - Tekstslide
Slide 16 - Tekstslide
Opbouwschema van verhalen
Verhalen kunnen beginnen bij de beginsituatie, maar een schrijver kan ook op een ander moment beginnen.
Dan lees je eerst over het ontstaan van het probleem, of over een dieptepunt, en zelfs beginnen met het slot is mogelijk.
In zo’n verhaal zijn de onderdelen waaruit de vaste opbouw bestaat in een nadere volgorde gezet.
Slide 17 - Tekstslide
Beeldspraak
In spreekwoorden en uitdrukkingen komt figuurlijk taalgebruik voor: beeldspraak.
Voorbeeld:
''Hij ging ervan door als een bliksemschicht.''
Slide 18 - Tekstslide
Beeldspraak in fictie?
Schrijvers van fictie gebruiken ook vaak beeldspraak, maar zij proberen dat op een orginele manier te doen, door nieuwe beelden te bedenken.
Waarom?
Beeldspraak benadrukt dingen en kan een verassend effect hebben. Als je fictie leest, kun je genieten van deze bijzondere manier waarop een schrijver taal gebruik.
Slide 19 - Tekstslide
Verschillende soorten beeldspraak
Maken van een vergelijking. Dit kan op twee manieren:
Vergelijking met als (of met een ander woord, bijvoorbeeld ''zoals'', ''alsof'' en net ''als'')
Vergelijking zonder als
Slide 20 - Tekstslide
Vergelijking met als
(of met een ander woord, bijvoorbeeld ''zoals'', ''alsof'' en net ''als'')
Voorbeeld:
De ochtend voelde als een mengkom die wachtte op ingrediënten, er hing een sfeer van mogelijkheden, een belofte van dingen die komen gingen.
Slide 21 - Tekstslide
Vergelijking zonder als
Voorbeeld:
Terwijl ze hem bleef aankijken, veranderde hij in een lappenpop, een slap lijf zonder spieren.
Slide 22 - Tekstslide
Dat was heeeeeel veeeeeel informatie!
Sorry.....
Wie weet nog wat we hebben besproken?
Slide 23 - Tekstslide
Wanneer noemen we een verhaal realistisch?
A
Als het altijd over de toekomst gaat
B
Als het lijkt op iets wat in het echte leven zou kunnen gebeuren
C
Als het over draken en magie gaat
D
Verhalen zijn altijd niet-realistisch
Slide 24 - Quizvraag
Waarom is fictie belangrijk?
A
Het helpt ons om de wereld te ontdekken
B
Het is niet belangrijk
C
Het helpt je om jezelf te begrijpen
D
Het helpt je bij het ontwikkelen van je leesvoorkeur
Slide 25 - Quizvraag
Wat is fictie?
A
Waargebeurde verhalen
B
Verzonnen verhalen
C
Nieuwsberichten
D
Krantenartikelen
Slide 26 - Quizvraag
Wat maakt een verhaal minder realistisch?
A
Veel details die lijken op echte dingen
B
Verzonnen dingen zoals pratende dieren
C
Een herkenbare omgeving
Slide 27 - Quizvraag
Wat is meestal het eerste deel van een verhaal?
A
Het einde
B
Het spannendste moment
C
De inleiding waarin je de personages leert kennen
Slide 28 - Quizvraag
Wat is een vergelijking met ''als''?
A
Hij is zo sterk als een beer
B
Ze straalt altijd, net een zon
C
De tijd vliegt
D
Ik kookte van woede
Slide 29 - Quizvraag
Wat is een vergelijking zonder als?
A
De auto rijdt als de wind
B
Zij is zo snel als een tijger.
C
Hij heeft een hart van goud
Slide 30 - Quizvraag
Goed gewerkt!
Zijn er nog vragen???
Slide 31 - Tekstslide
Aan het werk!
We gaan aan de slag met de opdrachten van blok 1: Fictie