Fictie blok 1

Fictie






16 oktober 2024
1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo b, mavoLeerjaar 3

In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 40 min

Onderdelen in deze les

Fictie






16 oktober 2024

Slide 1 - Tekstslide

Belangrijk om te weten...
  • Als ik aan het woord ben, is het stil;
  • Als je wat wilt zeggen, steek je jouw vinger/ hand op;

  •  Ik waarschuw twee keer,  bij de derde keer moet je er helaas uit... (vind ik ook niet leuk!);
  • Actieve houding; doe gezellig mee!

Slide 2 - Tekstslide

Lesprogramma
  •  Even kletsen...
  • Lesdoelen
  • Fictie kiezen: hoe doe je dat?
  • Meer of minder realistisch...
  • Opbouwschema van verhalen
  • Beeldspraak
  • Zelf aan de slag!

Slide 3 - Tekstslide

Even kletsen...
  •  Wie ben ik ook al weer?
Mevrouw Azaimi
  • Wat kom ik hier doen?
  • Vragen...?

Slide 4 - Tekstslide

Lesdoelen
Aan het einde van de les...
  • kun je je eigen leesvoorkeur en die van iemand anders beschrijven;
  •  kun je fictieteksten plaatsen op de realismelijn;
  • herken je de onderdelen van het opbouwschema voor verhalen.


Slide 5 - Tekstslide

We gaan het hebben over...

  • Hoe je het beste fictie kan kiezen;
  • Wanneer fictie meer of minder realistisch is- realismelijn;
  • Opbouwschema van verhalen;
  • Beeldspraak.


Slide 6 - Tekstslide

Fictie kiezen....hoe doe je dat?
Fictie is er in super veel verschillende vormen:
Korte verhalen, leesboeken, gedichten, liedteksten, stripverhalen, tv-series, films, etc.....
.
.
.
Waar gaat jou voorkeur naar uit?

Slide 7 - Tekstslide

Fictie


= een verhaal dat niet op de werkelijkheid gebaseerd is. Het is ontstaan vanuit de fantasie van de schrijver. 
Waarom fictie...?

  • Plezier
  • Helpt je om de wereld te ontdekken;
  • Helpt je bij het begrijpen van jezelf en anderen;
  • Laat je nadenken over lastige levensvragen;
  • Helpt je om moeilijke dingen te verwerken!

Slide 8 - Tekstslide

Jouw leesvoorkeur ontwikkelen....
Tips die je kunnen helpen:

  •  Kijk verder dan het uiterlijk
  • Maak gebruik van achtergrondinformatie
  • Houd bij wat je leest en wat je nog zou willen lezen.
  •  Vraag tips aan leeftijdgenoten, docenten, boekenverkoper, etc.

Slide 9 - Tekstslide

Meer of minder realistisch

Wanneer is een verhaal meer realistisch en waneer is het minder realistisch volgens jou?

Slide 10 - Tekstslide

Realistisch

= een verzonnen verhaal dat lijkt op de werkelijkheid. 
Niet - realistisch

= een verhaal waarin dingen voorkomen die ongeloofwaardig zijn of die in de werkelijkheid niet mogelijk zijn. 

Slide 11 - Tekstslide

Hoe realistisch een verhaal op je overkomt, wordt bepaald door:


  •  De beschrijving van de tijd en omgeving
  • De beschrijving van de personages en hun gesprekken, gedachten, problemen en bezigheden;
  • De geloofwaardigheid van de gebeurtenissen;
  • Fantasie - elementen;
  • De afloop van het verhaal.

Slide 12 - Tekstslide

De realismelijn






Er zit een verschil tussen waargebeurd en realistisch. 

Slide 13 - Tekstslide

Realistisch of niet-realistisch?

Slide 14 - Tekstslide

Opbouwschema van verhalen

In veel verhalen kun je een vaste opbouw met verschillende delen. Die opbouw ziet er zo uit: 

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Opbouwschema van verhalen

Verhalen kunnen beginnen bij de beginsituatie, maar een schrijver kan ook op een ander moment beginnen.

Dan lees je eerst over het ontstaan van het probleem, of over een dieptepunt, en zelfs beginnen met het slot is mogelijk.

In zo’n verhaal zijn de onderdelen waaruit de vaste opbouw bestaat in een nadere volgorde gezet. 

Slide 17 - Tekstslide

Beeldspraak
In spreekwoorden en uitdrukkingen komt figuurlijk taalgebruik voor: beeldspraak. 

Voorbeeld:
''Hij ging ervan door als een bliksemschicht.''

Slide 18 - Tekstslide

Beeldspraak in fictie?

Schrijvers van fictie gebruiken ook vaak beeldspraak, maar zij proberen dat op een orginele manier te doen, door nieuwe beelden te bedenken.
Waarom?

Beeldspraak benadrukt dingen en kan een verassend effect hebben. Als je fictie leest, kun je genieten van deze bijzondere manier waarop een schrijver taal gebruik.  

Slide 19 - Tekstslide

Verschillende soorten beeldspraak
Maken van een vergelijking. Dit kan op twee manieren:

  • Vergelijking met als (of met een ander woord, bijvoorbeeld ''zoals'', ''alsof'' en net ''als'')

  • Vergelijking zonder als

Slide 20 - Tekstslide

Vergelijking met als 
(of met een ander woord, bijvoorbeeld ''zoals'', ''alsof'' en net ''als'')
Voorbeeld:

De ochtend voelde als een mengkom die wachtte op ingrediënten, er hing een sfeer van mogelijkheden, een belofte van dingen die komen gingen. 

Slide 21 - Tekstslide

Vergelijking zonder als

Voorbeeld:

Terwijl ze hem bleef aankijken, veranderde hij in een lappenpop, een slap lijf zonder spieren.

Slide 22 - Tekstslide

Dat was heeeeeel veeeeeel informatie!
Sorry.....





Wie weet nog wat we hebben besproken?

Slide 23 - Tekstslide

Wanneer noemen we een verhaal realistisch?
A
Als het altijd over de toekomst gaat
B
Als het lijkt op iets wat in het echte leven zou kunnen gebeuren
C
Als het over draken en magie gaat
D
Verhalen zijn altijd niet-realistisch

Slide 24 - Quizvraag

Waarom is fictie belangrijk?
A
Het helpt ons om de wereld te ontdekken
B
Het is niet belangrijk
C
Het helpt je om jezelf te begrijpen
D
Het helpt je bij het ontwikkelen van je leesvoorkeur

Slide 25 - Quizvraag

Wat is fictie?

A
Waargebeurde verhalen
B
Verzonnen verhalen
C
Nieuwsberichten
D
Krantenartikelen

Slide 26 - Quizvraag

Wat maakt een verhaal minder realistisch?
A
Veel details die lijken op echte dingen
B
Verzonnen dingen zoals pratende dieren
C
Een herkenbare omgeving

Slide 27 - Quizvraag

Wat is meestal het eerste deel van een verhaal?
A
Het einde
B
Het spannendste moment
C
De inleiding waarin je de personages leert kennen

Slide 28 - Quizvraag

Wat is een vergelijking met ''als''?
A
Hij is zo sterk als een beer
B
Ze straalt altijd, net een zon
C
De tijd vliegt
D
Ik kookte van woede

Slide 29 - Quizvraag

Wat is een vergelijking zonder als?
A
De auto rijdt als de wind
B
Zij is zo snel als een tijger.
C
Hij heeft een hart van goud

Slide 30 - Quizvraag

Goed gewerkt!
Zijn er nog vragen???

Slide 31 - Tekstslide

Aan het werk!




We gaan aan de slag met de opdrachten van blok 1: Fictie
Ben je klaar? Steek je vinger op

Slide 32 - Tekstslide

Vooruitblik
Volgende week:
HERFSTVAKANTIE!!! 
Dus geen les :)
                                                                            Fijne vakantie alvast!


Slide 33 - Tekstslide