Ma 16 sept Opbouwschema verhalen

Lesdoelen Fictie

Je kunt fictieteksten op de realismelijn plaatsen.

Je herkent de onderdelen van een opbouwschema voor verhalen.

Je weet het verschil tussen fictie en non-fictie.

Je weet wat beeldspraak is.

1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo lwoo, tLeerjaar 3

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Lesdoelen Fictie

Je kunt fictieteksten op de realismelijn plaatsen.

Je herkent de onderdelen van een opbouwschema voor verhalen.

Je weet het verschil tussen fictie en non-fictie.

Je weet wat beeldspraak is.

Slide 1 - Tekstslide

Meer of minder realistisch
Een verzonnen verhaal is realistisch, als het lijkt op de werkelijkheid. 

Een verzonnen verhaal met gebeurtenissen die in werkelijkheid niet kunnen, is niet-realistisch.


Slide 2 - Tekstslide

Fictie blok 1 Realistisch
Meer of minder realistisch: realismelijn

Als een verhaal op de werkelijkheid lijkt, is het realistisch. 
Waargebeurd en realistisch zijn verschillend: niet waargebeurd kan wel realistisch zijn en andersom. 

Slide 3 - Tekstslide

Realistisch of minder realistisch 

Hoe bepaal je of een verhaal wel/niet realistisch is? 

Let op fantasie-elementen, omgeving en de personages. 

Slide 4 - Tekstslide

Voorbeelden van meer realistische genres:

  • Detective
  • Thriller
  • Ontwikkelingsverhaal (coming of age)
Minder realistische genres:


  • Sciencefiction
  • Fantasy
  • Dystopisch verhaal

Slide 5 - Tekstslide

Meer of minder realistisch
Realistisch = een verzonnen verhaal kan lijken op de werkelijkheid

Niet-realistisch = in verhalen kunnen dingen voorkomen die ongeloofwaardig zijn of die in de werkelijkheid niet mogelijk zijn

Slide 6 - Tekstslide

Opbouwschema van verhalen
Beginsituatie
Dieptepunt
Slot
Ontstaan van probleem
Steeds meer moeilijkheden
Langzame verbetering

Slide 7 - Tekstslide

Opbouwschema van verhalen
In veel verhalen kun je een vaste opbouw herkennen met verschillende delen. Let op! het kan zijn dat een schrijver een andere volgorde aanhoudt en bijvoorbeeld begint met het slot.


Slide 8 - Tekstslide

Personages
Opbouwschema van verhalen
Meer of minder realistisch
Leeservaring
Genre

Slide 9 - Tekstslide

Beeldspraak
  • Wat is beeldspraak?
  • Waarom gebruik je beeldspraak?

Slide 10 - Tekstslide

Beeldspraak



Wat is beeldspraak? 

Slide 11 - Tekstslide

Bevat de zin beeldspraak en is het letterlijk of figuurlijk?  Kies!

wel beeldspraak
geen beeldspraak
letterlijk
figuurlijk

Slide 12 - Sleepvraag

Beeldspraak
Stijlfiguur
Metafoor
Personificatie
Hyperbool
Pleonasme

Slide 13 - Sleepvraag

Beeldspraak
Vergelijking
Haar ogen stralen als de lentezon.
Als een puppy huppelt de bal bij mij vandaan.
Er ligt een hart hier op straat.
Ze verdronk in emoties.

Slide 14 - Sleepvraag

Letterlijk en figuurlijk taalgebruik


Wat is figuurlijk taalgebruik?

Slide 15 - Tekstslide

Figuurlijk  taalgebruik


Wat is figuurlijk taalgebruik?

Slide 16 - Tekstslide

Figuurlijk taalgebruik
Letterlijk taalgebruik
Anouk rekende op Laure: ze schreef 2 + 2 op haar arm

Slide 17 - Sleepvraag

letterlijk taalgebruik
figuurlijk taalgebruik
zoals het er staat
niet precies zoals het er staat
uitdrukkingen, spreekwoorden, zegswijze

Slide 18 - Sleepvraag

Figuurlijk taalgebruik
Letterlijk taalgebruik
bij wijze van spreken, niet werkelijk
als iets precies weergeeft wat er geschreven of gezegd is

Slide 19 - Sleepvraag

figuurlijk taalgebruik
letterlijk taalgebruik
de tas is zwaar
de zware storm

Slide 20 - Sleepvraag

Huiswerk voor di 17 sept



Leren blz. 16 t/m 20 de gele kaders
Meer of minder realistisch
Het opbouwschema van verhalen.
Beeldspraak blz. 20



Slide 21 - Tekstslide