Par. 5.2 Democratie in Nederland

Leerdoelen opschrijven
4. Wat veranderde door de grondwet van 1848?
5. Hoe werd het kiesrecht uitgebreid?

Zelfstandig en in stilte
Klaar? Lees "Het bestuur van Nederland" op blz. 92

timer
3:00
1. Hoe werd Nederland vanaf 1815 bestuurd?
2. Wat willen de liberalen?
3. Waarom kwam België in 1830 in Opstand?

1 / 32
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Leerdoelen opschrijven
4. Wat veranderde door de grondwet van 1848?
5. Hoe werd het kiesrecht uitgebreid?

Zelfstandig en in stilte
Klaar? Lees "Het bestuur van Nederland" op blz. 92

timer
3:00
1. Hoe werd Nederland vanaf 1815 bestuurd?
2. Wat willen de liberalen?
3. Waarom kwam België in 1830 in Opstand?

Slide 1 - Tekstslide

Planning 2hv1
03/04 par. 5.1 Industrie en samenleving
04/04 par. 5.1 Industrie en samenleving
Tweede Paasdag
11/04 par. 5.2 Democratie in Nederland
17/04 par. 5.2 Democratie in Nederland
18/04 par. 5.3 De sociale kwestie
 Meivakantie
08/05 par. 5.3 De sociale kwestie
09/05 par. 5.4 Politiek en samenleving
15/05 par. 5.4 Politiek en samenleving
16/05 par. 6.1 Europa na Napoleon
22/05 par. 6.1 Europa na Napoleon
23/05 par. 6.3 Westerse Wereldrijken
Tweede Pinksterdag

TOETSWEEK P4
 par. 5.1, 5.2, 5.3, 5.4, 6.1 en 6.3
30/05 par. 6.3 Westerse Wereldrijken
05/06 PO
06/06 PO
12/06 TOETWEEK

Slide 2 - Tekstslide

Planning 2hv2
04/04 par. 5.1 Industrie en samenleving
06/04 par. 5.1 Industrie en samenleving
Tweede Paasdag
11/04 par. 5.2 Democratie in Nederland
13/04 par. 5.2 Democratie in Nederland
18/04 par. 5.3 De sociale kwestie
20/04 par. 5.3 De sociale kwestie 
Meivakantie
09/05 par. 5.4 Politiek en samenleving
11/05  par. 5.4 Politiek en samenleving
16/05 par. 6.1 Europa na Napoleon
Hemelvaart
23/05 par. 6.1 Europa na Napoleon
25/05 par. 6.3 Westerse Wereldrijken
Tweede Pinksterdag

TOETSWEEK P4
 par. 5.1, 5.2, 5.3, 5.4, 6.1 en 6.3
30/05 par. 6.3 Westerse Wereldrijken
01/06  PO
06/06 PO
08/06 Voorbereiden toetsweek
12/06 TOETWEEK

Slide 3 - Tekstslide

Het bestuur van Nederland vanaf 1815
Achtergrond:
  • Napoleon werd verslagen
  • Congres van Wenen
  • Willem Frederik werd koning Willem I. 

Slide 4 - Tekstslide

Niet alles was zoals vóór de Franse Revolutie:
- de standensamenleving kwam niet terug
- staten hadden een constitutionele monarchie met een parlement en een grondwet. 

Maar...
- de grondwetten gaven de koningen veel macht.
- burgers hadden weinig rechten (en weinig te vertellen).

Slide 5 - Tekstslide

Het bestuur van Nederland vanaf 1815
Nederland had een parlement: de Staten-Generaal
Eerste Kamer: gekozen door de koning. 
Tweede Kamer (waar regenten via een ingewikkeld kiessysteem veel invloed op hadden)
Samen vormen ze het parlement

Het Koninkrijk der Nederlanden

Slide 6 - Tekstslide

Wat betekent "constitutionele monarchie?"

Slide 7 - Open vraag

Wie kiest NU de leden van de Tweede kamer?
A
De koning
B
De Provinciale Staten
C
Het volk
D
De Tweede Kamer

Slide 8 - Quizvraag

Een staatshoofd is...
A
De baas van de Tweede Kamer.
B
Persoon met het hoogste gezag in het land.
C
De eerste minister

Slide 9 - Quizvraag

De regeringsleider is...
A
Aanvoerder van de regering.
B
Aanvoerder van het leger.
C
Voorzitter van de Eerste Kamer.

Slide 10 - Quizvraag

Wie had de macht in de Nederlanden in 1815?
A
De Staten-Generaal
B
Alleen de Eerste Kamer
C
De Provinciale Staten
D
De koning

Slide 11 - Quizvraag

Waarom kwam België in 1830 in opstand?

Slide 12 - Open vraag

Wie heeft de macht in Nederland nu?
A
De koning
B
De Staten-Generaal
C
De minister president
D
De regering.

Slide 13 - Quizvraag

Wie had vanaf 1815 de macht?
Het parlement moest nieuwe wetten goedkeuren, maar had weinig macht. 

De koning was het staatshoofd (de persoon met het hoogste gezag in een staat) en regeringsleider (aanvoerder van de regering die bestond uit hemzelf en de ministers).

De koning koos, benoemde en ontsloeg zelf de ministers, die alleen verantwoording aan de koning hoefden te leggen. 

Slide 14 - Tekstslide

Hoe veel macht had de koning?
  • Ministers benoemen en ontslagen. 
  • Hij besliste in zijn eentje over het leger, de buitenlandse politiek en de kolonies. 
  • Mocht geld uitgeven zonder het parlement te informeren. 

Tot 1830 een autoritaire bestuur... en de Belgen waren ontevreden!

Slide 15 - Tekstslide

Belgische Revolutie (Opstand)
1830-1839

Slide 16 - Tekstslide

Het liberalisme
Burgers die streven naar meer vrijheid zijn liberalen

  • Gebaseerd op de Verlichting. 
  • Streven naar burgerlijke vrijheden, zoals vrijheid van meningsuiting en persvrijheid.
  • Meer invloed van burgers in de politiek:
- Het parlement moet door verstandige burgers worden gekozen.
- De regering moest het parlement controleren. 

  • Het liberalisme is een politieke stroming.
  • Partijen zoals de VVD en PVV zijn liberaal. 

Slide 17 - Tekstslide

Liberalen
Fabrikanten, ondernemers, bankiers steunden de liberalen.
De overheid moest zich zo min mogelijk met de economie bemoeien.
Zo min mogelijk regels.

Slide 18 - Tekstslide

Gevolgen Belgische Opstand
Gevolgen voor België: 
- België kreeg in 1831 een liberale grondwet: de regering kon alleen regeren met toestemming van het parlement dat werd gekozen door burgers. 
- censuskiesrecht: alleen mannen met een bepaalde vermogen mochten stemmen. 

 

- 1839: Nederland erkent onafhankelijk België
- NL verliest groot deel van industrie en grondstofbronnen
- 1840: Willem I afstand v/d troon >> Willem II de nieuwe koning

Slide 19 - Tekstslide

Vorige les...
  • Koning Willem I was staatshoofd en regeringsleider. 
  • Opkomst van het liberalisme
  • De Belgische Opstand leidde tot afscheiding van de zuidelijke provincies en tot de onafhankelijkheid van België.

Slide 20 - Tekstslide

Willem II
  • Willem II volgde in 1840 zijn vader op. 
  • Hij regeerde net zo als zijn vader.
  • Blijkbaar had zijn Willem I jarenlang te veel geld uitgegeven... De liberalen eisten controle op de financiën en een grondwetswijziging, maar...
  • Willem II was de baas en de ministers zijn assistenten.
  • Willem II zette de grondwet en het parlement buitenspel.

Willem I trad af omdat hij niet wilde dat ministers voortaan elk besluit van de koning mee ondertekenden. Daardoor zou hij niet meer alleen kunnen beslissen. 

Slide 21 - Tekstslide

1848
In 1848 was het onrustig in Europa: 
  • door misoogsten leden veel mensen vanaf 1845 honger.
  • Dit leidde tot Revoluties in Frankrijk, Pruisen en Oostenrijk.
  • In Parijs brak straatgevechten en vielen duizenden doden. De koning vluchtte en de liberalen namen de macht over en maakten van Frankrijk weer een Republiek. 
  • Ook op de Dam in Amsterdam was het onrustig.

Slide 22 - Tekstslide

1848 in Nederland
  • In Amsterdam en Den Haag gingen mensen protesteren. 
  • Willen II wilde niet vluchten zoals de Franse koning. 
  • Hij "veranderde in 1 nacht van conservatief in liberaal."

Koning Willem II was bang voor een revolutie en vroeg Thorbecke om een nieuwe grondwet te schrijven!

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Video

De grondwet van 1848
  • Burgerlijke vrijheden werden vastgesteld.
  • Parlementaire stelsel (het parlement heeft het hoogste gezag en controleert de regering. De regering moet het parlement over alles informeren en de regering mag alleen geld uitgeven met toestemming van het parlement.)
  • De koning is nog steeds staatshoofd, maar geen regeringsleider. Dat werd de minister-president (aanvoerder van de ministers).
  • De gezamenlijke ministers worden het kabinet of de ministerraad genoemd.
  • De koning werd onschendbaar: de ministers zijn verantwoordelijk voor alles wat hij in het openbaar doet en zegt. Hij kan niets doen zonder toestemming van de ministers.
  • Tweede Kamer wordt gekozen door het volk en de Eerste Kamer door de Provinciale Staten
De volksvertegenwoordigingen in de provincies die door de burgers van de provincie werden gekozen. 

Slide 25 - Tekstslide

Willem III
Gekroond in 1849
Hij was het niet eens met de beperking van zijn macht, maar kon niet op tegen Thorbecke en andere liberalen. 

Onder Willem III werd Nederland democratischer. 

Slide 26 - Tekstslide

Rechtstreekse verkiezingen
Om de vier jaar kwamen er rechtstreekse Tweede Kamerverkiezingen.

Mannen die een bepaald bedrag aan belasting betaalden mochten stemmen.
Beperkt kiesrecht: censuskiesrecht.

Slide 27 - Tekstslide

Algemeen kiesrecht 
Mannen: 1917
Vrouwen: 1919

Nederland werd een parlementaire democratie: bestuurssysteem waarin de regering afhankelijk is van een parlement dat met algemeen kiesrecht is gekozen. 

Slide 28 - Tekstslide

Opdrachten maken en bespreken
Werkboekje blz. 123 en 124, opdrachten 2c en 2d, 3a, 4, 5. 
  • Huiswerk: blz. 124 opdracht 7 en 8. 
  • Zelfstandig en in stilte

timer
10:00

Slide 29 - Tekstslide

Leerdoelen antwoorden
4. Wat veranderde door de grondwet van 1848?
  • Nederland kreeg een parlementair stelsel (het parlement heeft de hoogste macht). Het parlement controleert de regering. De koning bleef staatshoofd, maar geen regeringsleider (dat werd de minister-president). De koning werd onschendbaar. De Tweede Kamer werd gekozen door de Nederlandse burgers en de Eerste Kamer werd gekozen door de Provinciale Staten.  
5. Hoe werd het kiesrecht uitgebreid?
  • In 1896 werd het kiesrecht uitgebreid tot de helft van de mannen en in 1917 kregen alle mannen kiesrecht. Twee jaar later, in 1919 mochten ook alle vrouwen stemmen. Nederland werd een parlementaire democratie (bestuurssysteem waarin de regering afhankelijk is van het parlement dat gekozen is met algemeen kiesrecht). 

Slide 30 - Tekstslide

Ik heb vandaag veel geleerd.
😒🙁😐🙂😃

Slide 31 - Poll

Slide 32 - Link