BKM 7 Ademen en eten 7.3 eten

7 Ademen en eten
7.3 Eten
1 / 34
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 4

In deze les zitten 34 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

7 Ademen en eten
7.3 Eten

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

de luchtpijp vertakt zich in
A
bronchiën
B
longblaasjes
C
luchtpijpvaten
D
luchtpijptakjes

Slide 3 - Quizvraag

waarom kan er snel gaswisseling plaatsvinden in de longen?

A
de wand van de luchtpijp is erg dun
B
er zit een laagje slijm in de longblaasjes
C
Het oppervlak van de longblaasjes is groot
D
alle antwoorden zijn goed

Slide 4 - Quizvraag

je kunt beter ademhalen door je neus omdat
A
de lucht dan wordt verwarmd
B
je gewaarschuwd wordt voor gevaarlijke stoffen
C
de lucht vochtig gemaakt wordt
D
alle antwoorden zijn goed

Slide 5 - Quizvraag

Welk gas heeft het lichaam nodig voor de verbranding?

Slide 6 - Woordweb

Welk hormoon zorgt ervoor dat glycogeen langzaam weer wordt omgezet in glucose
A
insuline
B
adrenaline
C
glycogeen
D
glucagon

Slide 7 - Quizvraag

Wat hoort niet bij chronische bronchitis maar bij longemfyseem?
A
de slijmvliezen ontstoken zijn
B
iemand minder longblaasjes heeft
C
De slijmvliezen meer slijm produceren
D
Er kan minder lucht bij de longblaasjes komen

Slide 8 - Quizvraag

Wat weet je over ingeademde in vergelijking met uitgeademde lucht?
A
Het bevat meer koolstofdioxide en minder zuurstof
B
Het bevat minder koolstofdioxide en meer zuurstof
C
ligt eraan of je veel beweegt
D
kan je niet weten

Slide 9 - Quizvraag

Wat is de indicator voor koolstofdioxide?

Slide 10 - Open vraag

Leerdoelen 7.3
Je beschrijft drie groepen voedingsstoffen en hun functie.
Je beoordeelt een voedingsmiddel met behulp van het etiket en de Schijf van 5.
Je beschrijft gevolgen van ongezonde voeding.
Je beschrijft hoe je een gezond gewicht kunt houden.
Je berekent de hoeveelheid energie in een voedingsmiddel.
Je berekent en beoordeelt de BMI.
Je toont voedingsstoffen aan met behulp van een indicator.

Slide 11 - Tekstslide

Wat is het verschil tussen voedingsmiddelen en voedingsstoffen?

Slide 12 - Open vraag

Wat zit er in je eten?
Voedingsmiddel = het product dat je eet/drinkt
- Bestaat uit voedingsstoffen 

ADH = Aanbevolen dagelijkse hoeveelheid 
(referentie-inname)

Slide 13 - Tekstslide

In hoeveel groepen kunnen we voedingsstoffen indelen?
A
4
B
5
C
6
D
7

Slide 14 - Quizvraag

Drie groepen voedingsstoffen
1. Energierijke stoffen

2. Bouwstoffen

3. Beschermende stoffen

Slide 15 - Tekstslide

Drie groepen voedingsstoffen
1. Energierijke stoffen

2. Bouwstoffen

3. Beschermende stoffen

Slide 16 - Tekstslide

Energierijke stoffen
= nodig om te bewegen en warm te blijven

Koolhydraten
Vetten

Slide 17 - Tekstslide

Bouwstoffen
= nodig voor groei en onderhoud van je lichaam

Eiwitten
Vetten
Mineralen
Water

Slide 18 - Tekstslide

Beschermende stoffen
= nodig voor het goed laten verlopen van allerlei processen in je lichaam, zodat je niet ziek wordt.

Vitaminen
Mineralen

Slide 19 - Tekstslide

Voedingsvezels
Dit zijn GEEN voedingsstoffen!

Voedingsvezels = Groep koolhydraten die de werking van de darmen bevordert.

Slide 20 - Tekstslide

Voedingsstoffen
Goep
Functies
Koolhydraten
Vetten
Energierijke stoffen
nodig om te bewegen en warm te blijven
Eiwitten
Vetten
Mineralen
Water
Bouwstoffen
nodig voor groei en onderhoud van je lichaam
Vitamines
Mineralen
Beschermende stoffen
nodig voor het goed laten verlopen van allerlei processen in je lichaam, zodat je niet ziek wordt.

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Video

Wanneer eet je gezond?
(Bron 4)
Energiebehoefte verschilt per persoon.

Schijf van vijf= een hulpmiddel om gezond te eten.
1. Vitaminen (A en C), mineralen, suikers en voedingsvezels.
2. Vetten en vitaminen (A en D).
3. Eiwitten, mineralen en vitaminen (B en D).
4. Zetmeel, vitaminen en voedingsvezels.
5. Water.

Slide 23 - Tekstslide

Wat hoort waar in de schijf van vijf?

Slide 24 - Sleepvraag

De vakken van de schijf van vijf bevatten meerdere voedingsstoffen. Welke voedingsstoffen zijn in grote mate aanwezig in welk vak?
Water
Koolhydraten, vitaminen en voedingsvezels
Vetten en vitaminen
Eiwitten, mineralen en vitaminen
Vitaminen, mineralen, suikers en voedingsvezels

Slide 25 - Sleepvraag

Zelf uitrekenen of je maaltijd gezond is?
Voedingsmiddelentabel= hierin staat van bijna alle voedingsmiddelen welke voedingsstoffen erin zitten. 

Voedingswaarde = de hoeveelheid voedingsstoffen en energie die een maaltijd bevat.

Slide 26 - Tekstslide

Gevolgen van ongezonde voeding
Te veel suiker
Tandbederf/cariës = gaatjes in tanden en kiezen, 
doordat bacteriën suikers omzetten in een zuur. 
(glazuur en tandbeen worden aangetast)

Te veel vet
Cholesterolgehalte in het bloed neemt toe.
Cholesterol = vetachtige stof die je lichaam gebruikt om nieuwe cellen te maken.

Slide 27 - Tekstslide

Hoe houd je een gezond gewicht?

Eet volgens je energiebehoefte
Energiebehoefte = hoeveel energie je nodig hebt
Hangt af van leeftijd, geslacht en activiteit.

Eet niet meer of minder kJ dan je verbruikt
kilojoule (kJ) en kilocalorie(kcal) = maat voor de hoeveelheid energie
1kcal = 4,2 kJ en 1kJ = 0,23 kcal

Te veel of te weinig

Ondervoed = Je krijgt te weinig voedingsstoffen binnen. Leidt tot ziekte en ondergewicht. 
  • Niet voldoende voedsel door bijv. armoede.
  • Eetstoornis zoals anorexia

Overgewicht = Je cellen gebruiken weinig van de energierijke stoffen uit je voedsel en deze worden opgeslagen als vet. 
  • grotere kans op diabetes type 2, kanker, en hart- en vaatziekten.

Slide 28 - Tekstslide

Slide 29 - Tekstslide

Slide 30 - Video

Oefenopdracht rekenen aan een maaltijd
Gebruik bron 4 blz. 41 
-Ik ontbijt met 76 gram Yoghurt en ½ banaan  
        (1 banaan weegt 70 gram) 
-Opdr.1: Hoeveel energie levert mijn ontbijt? 
-Opdr.2:Hoe lang kan ik hierop lopen?   
  (bron 8 blz. 46 lopen kost 18Kj per minuut) 

Slide 31 - Tekstslide

Antwoord: rekenen aan een maaltijd
Opdr. 1
Yoghurt:  Tabel: 100 gram yoghurt=243 Kj  
Berekening:  Gram100(:100)  1(x76)76  
Kj243(:100)2,43(x76)185 Kj levert de yoghurt  
Banaan:  ½ banaan  (1/2 x 70 gram)= 35 gram  Tabel: 100 gram =375 Kj  
Gram100(:100)  1(x35)35  
Kj375(:100)3,75(x35)131 Kj levert de banaan  
  Mijn ontbijt levert 185 + 131 = 316 Kj  
  

  
 

Slide 32 - Tekstslide

Antwoord: rekenen aan een maaltijd
Opdr. 2
lopen kost 18 Kj/min    
Ik heb 316 Kj binnen gekregen   
316Kj: 18Kj/min=17,5 minuten kan ik op dit ontbijt lopen  
  

  
 

Slide 33 - Tekstslide

Opdrachten maken 
7.3 Eten
Maak opdracht 1 t/m 26 

timer
15:00

Slide 34 - Tekstslide