Future: to be going to, will and shall

Future: to be going to, will and shall
1 / 12
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 12 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 40 min

Onderdelen in deze les

Future: to be going to, will and shall

Slide 1 - Tekstslide

Tonight...
  •  ... I am going to watch my son ski.
  • ... I am going to watch him with my daughter.
  • ... we are going to watch a movie when we get home.

Slide 2 - Tekstslide

This weekend...

Slide 3 - Open vraag

To be going to + hele werkwoord
(gonna is spreektaal voor going to)
Als je over de toekomst praat, kun je 'to be going to + hele ww' gebruiken:
(1) bij plannen die al gemaakt waren vóór het moment van spreken:
I am going to visit John this afternoon. He expects me at 3 p.m.

(2) als er op het moment van spreken aanwijzingen zijn dat iets in de toekomst gaat gebeuren:
Look at those dark clouds. It’s going to rain.

Slide 4 - Tekstslide

Carol and John ............................... their grandmother in the hospital today.
A
are going to visit
B
go to visit
C
goes to visit
D
am going to visit

Slide 5 - Quizvraag

Jeremy didn't study for the exam at all. He ............................... .
A
goes to fail.
B
are going to fail.
C
is going to fail.
D
go fail.

Slide 6 - Quizvraag

will + hele werkwoord
Als je over de toekomst praat, kun je ook 'will + hele ww' gebruiken.

(1) als je een beslissing neemt op het moment van spreken:
Do you think John is at home? Then I will call him to see if we can visit this afternoon.
I think I’ll go to bed early.

(2) bij een wens, veronderstelling, belofte, aanbod, verzoek of voorspelling:
He will not be on time. He’s always late.
Those boxes look heavy, John. I’ll help you carry them.
We probably won’t get there on time.

Slide 7 - Tekstslide

I am not feeling well. I think ............................... .
A
I will go home now.
B
I won't go home now.

Slide 8 - Quizvraag

You look tired. I ............................... help you clean the house.
A
will not
B
will
C
'll
D
won't

Slide 9 - Quizvraag

In vragen kun je will óf shall gebruiken
Shall gebruik je alleen met I en we. Shall wordt vooral gebruikt om te vragen naar een mening, bij voorstellen, en om iets aan te bieden:

Will you go shopping with me this weekend?
Shall we go out or stay in?
Shall we go shopping this weekend?
Shall I help you carry that?

Slide 10 - Tekstslide

You look tired. ............................... I help you clean the house.
A
Shall
B
Shell

Slide 11 - Quizvraag

Homework
DOEN: 4.5 oefening 2 t/m 7

LEREN: 4.5

MEENEMEN: Charlie and the Chocolate Factory (boekje en eigen samenvatting)

Slide 12 - Tekstslide