Goede tijden, slechte tijden H1 paragraaf 2

Leerdoelen § 2: inflatie
  1. Je weet hoe inflatie gemeten wordt en waarom inflatie de koopkracht aantast.
  2. Je weet wat de gevolgen van inflatie en deflatie zijn.
  3. Je weet wat de oorzaken van inflatie zijn.
  4. Je kunt uitleggen wat het effect is van inflatie op welvaartsvaste en waardevaste uitkeringen.
1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

In deze les zitten 13 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 70 min

Onderdelen in deze les

Leerdoelen § 2: inflatie
  1. Je weet hoe inflatie gemeten wordt en waarom inflatie de koopkracht aantast.
  2. Je weet wat de gevolgen van inflatie en deflatie zijn.
  3. Je weet wat de oorzaken van inflatie zijn.
  4. Je kunt uitleggen wat het effect is van inflatie op welvaartsvaste en waardevaste uitkeringen.

Slide 1 - Tekstslide

3. Leerdoelgericht werken
De docent geeft het onderwerp, RTTI geformuleerde leerdoelen en de lesopbouw aan. De docent weet de leerdoelen goed te laten aansluiten bij de voorkennis en het (taal)niveau van de leerlingen. Gedurende de les wordt continu een terugkoppeling naar de leerdoelen gemaakt om de mate van beheersing te controleren.

1.2       Inflatie
Als je werkt dan krijg je salaris en dat is vaak het belangrijkste deel
van je inkomen. Dit inkomen noemen we in de economie het 
nominale inkomen. Veranderingen in je nominale inkomen hebben
ook invloed op je koopkracht.
  

Nominaal inkomen:
Het inkomen dat je in euro’s verdient.


Slide 2 - Tekstslide

4. Inclusieve didactiek
De docent past een inclusieve didactiek toe door de interactie, eventueel in de thuistalen, in de klas te stimuleren om tot beter begrip van de lesstof te komen. De docent creëert een contextrijke leeromgeving door actief de culturele achtergronden van leerlingen bij de lesinhoud te betrekken. Hierin is de docent zich bewust van de verschillen in de klas. Door flexibel of heterogeen te differentiëren blijft iedereen bij de les betrokken. Gedurende de les reageert de docent positief en proactief op gedrag en maakt het daarmee makkelijker voor leerlingen om gewenst gedrag te laten zien.

1.2       Inflatie
Als je werkt dan krijg je salaris en is vaak het belangrijkste deel
van je inkomen. Dit inkomen noemen we in de economie het
nominale inkomen. Veranderingen in je nominale inkomen hebben
ook invloed op je koopkracht.
  

Koopkracht wordt ook wel het reële inkomen genoemd.

Nominaal inkomen:
Het inkomen dat je in euro’s verdient.


Reëel inkomen:
Het nominaal inkomen gecorrigeerd voor de verandering in het gemiddelde prijspeil (inflatie).


Slide 3 - Tekstslide

4. Inclusieve didactiek
De docent past een inclusieve didactiek toe door de interactie, eventueel in de thuistalen, in de klas te stimuleren om tot beter begrip van de lesstof te komen. De docent creëert een contextrijke leeromgeving door actief de culturele achtergronden van leerlingen bij de lesinhoud te betrekken. Hierin is de docent zich bewust van de verschillen in de klas. Door flexibel of heterogeen te differentiëren blijft iedereen bij de les betrokken. Gedurende de les reageert de docent positief en proactief op gedrag en maakt het daarmee makkelijker voor leerlingen om gewenst gedrag te laten zien.

1.2       Inflatie
Prijsveranderingen worden gemeten met behulp van de 
consumentenprijsindex (CPI).

Met behulp van dit boodschappenmandje vol gemiddelde prijzen
bepaalt het CBS de omvang van de inflatie of deflatie.





CPI: 
De prijsverandering van goederen en diensten van Nederlandse huishoudens.

Hier een uitleg vanuit het CBS over hoe deze het CPI vaststelt:
https://www.cbs.nl/nl-nl/faq/specifiek/hoe-wordt-de-inflatie-gemeten-#:~:text=De%20ontwikkeling%20van%20consumentenprijzen%20(CPI,maand%2D%20als%20op%20jaarbasis%20weergegeven

Slide 4 - Tekstslide

4. Inclusieve didactiek
De docent past een inclusieve didactiek toe door de interactie, eventueel in de thuistalen, in de klas te stimuleren om tot beter begrip van de lesstof te komen. De docent creëert een contextrijke leeromgeving door actief de culturele achtergronden van leerlingen bij de lesinhoud te betrekken. Hierin is de docent zich bewust van de verschillen in de klas. Door flexibel of heterogeen te differentiëren blijft iedereen bij de les betrokken. Gedurende de les reageert de docent positief en proactief op gedrag en maakt het daarmee makkelijker voor leerlingen om gewenst gedrag te laten zien.

1.2       Inflatie
De gevolgen van inflatie:
1. De koopkracht van de consument wordt aangetast. Ter herinnering……




2. Schulden worden minder waard.
3. Spaargeld wordt minder waard (de koopkracht van het spaargeld is lager doordat   
    producten in de toekomst duurder zijn).





Slide 5 - Tekstslide

4. Inclusieve didactiek
De docent past een inclusieve didactiek toe door de interactie, eventueel in de thuistalen, in de klas te stimuleren om tot beter begrip van de lesstof te komen. De docent creëert een contextrijke leeromgeving door actief de culturele achtergronden van leerlingen bij de lesinhoud te betrekken. Hierin is de docent zich bewust van de verschillen in de klas. Door flexibel of heterogeen te differentiëren blijft iedereen bij de les betrokken. Gedurende de les reageert de docent positief en proactief op gedrag en maakt het daarmee makkelijker voor leerlingen om gewenst gedrag te laten zien.

1.2       Inflatie
4. De prijzen van goederen stijgen met als gevolg dat de omzet van bedrijven toeneemt en
    het nominale bbp stijgt.
5. Er vindt een verandering plaats van de internationale concurrentieverhouding.
    Als de inflatie in land A harder stijgt dan in land B, en als dit uiteindelijk effect heeft op 
    de verkoopprijzen van de exportproducten, dan kan land A minder exporteren omdat hun 
    klanten producten kopen in het land dat relatief goedkoper is geworden.
6. Consumptie wordt vervroegd. Als prijzen gaan stijgen dan kun je producten beter eerder
    kopen voordat ze duurder worden.

Bij deflatie gebeurt het omgekeerde met als groot probleem het uitstellen van consumptie

Slide 6 - Tekstslide

4. Inclusieve didactiek
De docent past een inclusieve didactiek toe door de interactie, eventueel in de thuistalen, in de klas te stimuleren om tot beter begrip van de lesstof te komen. De docent creëert een contextrijke leeromgeving door actief de culturele achtergronden van leerlingen bij de lesinhoud te betrekken. Hierin is de docent zich bewust van de verschillen in de klas. Door flexibel of heterogeen te differentiëren blijft iedereen bij de les betrokken. Gedurende de les reageert de docent positief en proactief op gedrag en maakt het daarmee makkelijker voor leerlingen om gewenst gedrag te laten zien.

1.2       Inflatie
Er bestaan twee belangrijke oorzaken voor inflatie die in twee 
groepen te verdelen zijn:
  1. Bestedingsinflatie

Bestedingsinflatie: 
Inflatie veroorzaakt door toenemende bestedingen.

Slide 7 - Tekstslide

4. Inclusieve didactiek
De docent past een inclusieve didactiek toe door de interactie, eventueel in de thuistalen, in de klas te stimuleren om tot beter begrip van de lesstof te komen. De docent creëert een contextrijke leeromgeving door actief de culturele achtergronden van leerlingen bij de lesinhoud te betrekken. Hierin is de docent zich bewust van de verschillen in de klas. Door flexibel of heterogeen te differentiëren blijft iedereen bij de les betrokken. Gedurende de les reageert de docent positief en proactief op gedrag en maakt het daarmee makkelijker voor leerlingen om gewenst gedrag te laten zien.

1.2       Inflatie
Er bestaan twee belangrijke oorzaken voor inflatie die in twee 
groepen te verdelen zijn:
  1. Bestedingsinflatie
  2. Kosteninflatie

Bestedingsinflatie: 
Inflatie veroorzaakt door toenemende bestedingen.

Kosteninflatie:
Inflatie veroorzaakt door kostenstijgingen.


Slide 8 - Tekstslide

4. Inclusieve didactiek
De docent past een inclusieve didactiek toe door de interactie, eventueel in de thuistalen, in de klas te stimuleren om tot beter begrip van de lesstof te komen. De docent creëert een contextrijke leeromgeving door actief de culturele achtergronden van leerlingen bij de lesinhoud te betrekken. Hierin is de docent zich bewust van de verschillen in de klas. Door flexibel of heterogeen te differentiëren blijft iedereen bij de les betrokken. Gedurende de les reageert de docent positief en proactief op gedrag en maakt het daarmee makkelijker voor leerlingen om gewenst gedrag te laten zien.

1.2       Inflatie
Ontstaan kosteninflatie:
  1. Stijging van de loonkosten. Als lonen sterker stijgen dan de arbeidsproductiviteit dan gaat de kostprijs per product omhoog.
  2. Stijging van de rente. Doordat de financieringskosten stijgen gaan bedrijven deze extra kosten doorberekenen in de prijs.
  3. Stijging importprijzen. Bij stijgende grondstofprijzen gaan bedrijven deze stijging doorberekenen aan de consumenten.

Slide 9 - Tekstslide

4. Inclusieve didactiek
De docent past een inclusieve didactiek toe door de interactie, eventueel in de thuistalen, in de klas te stimuleren om tot beter begrip van de lesstof te komen. De docent creëert een contextrijke leeromgeving door actief de culturele achtergronden van leerlingen bij de lesinhoud te betrekken. Hierin is de docent zich bewust van de verschillen in de klas. Door flexibel of heterogeen te differentiëren blijft iedereen bij de les betrokken. Gedurende de les reageert de docent positief en proactief op gedrag en maakt het daarmee makkelijker voor leerlingen om gewenst gedrag te laten zien.

1.2       Inflatie
Zoals gezegd: inflatie heeft effect op de koopkracht.
Uitkeringen krijgen reëel minder waarde door inflatie.
Om koopkrachtdaling tegen te gaan, zijn er verschillende
uitkeringsvormen:
  1. Waardevaste uitkering
  2. Welvaartsvaste uitkering
Waardevast:
Inkomen stijgt procentueel evenveel als de inflatie.
Welvaartsvast:
Inkomen stijgt procentueel evenveel als de lonen.

Slide 10 - Tekstslide

4. Inclusieve didactiek
De docent past een inclusieve didactiek toe door de interactie, eventueel in de thuistalen, in de klas te stimuleren om tot beter begrip van de lesstof te komen. De docent creëert een contextrijke leeromgeving door actief de culturele achtergronden van leerlingen bij de lesinhoud te betrekken. Hierin is de docent zich bewust van de verschillen in de klas. Door flexibel of heterogeen te differentiëren blijft iedereen bij de les betrokken. Gedurende de les reageert de docent positief en proactief op gedrag en maakt het daarmee makkelijker voor leerlingen om gewenst gedrag te laten zien.

Aan de slag
Maak opgave 1 en 3 op pagina 41.

Slide 11 - Tekstslide

6. Actieve verwerking
De docent maakt expliciet over hoe de leerstof actief verwerkt dient te worden. Hierbij modelleert de docent eerst en laat daarna de leerlingen actief inoefenen. De ondersteuning wordt geleidelijk afgebouwd. De docent zorgt voor afwisseling in oefentypes en maakt gedurende de les het leren zichtbaar. De docent zet bijvoorbeeld in op hardop denken opdrachten en koppelt daar een geïnformeerde vervolgstap aan.

Voorbeeld

Slide 12 - Tekstslide

5. Concrete en herkenbare voorbeelden
De docent maakt gebruik van praktische en concrete voorbeelden die voor leerlingen herkenbaar zijn in hun eigen leefwereld om tot beter begrip te komen. De docent doet hierbij een beroep op dual coding. Door het visuele en het verbale te combineren vergroot de docent de kans dat lesstof beter bij de leerlingen blijft beklijven.

Aan de slag
Maak opgave 41 op pagina 40.

Slide 13 - Tekstslide

6. Actieve verwerking
De docent maakt expliciet over hoe de leerstof actief verwerkt dient te worden. Hierbij modelleert de docent eerst en laat daarna de leerlingen actief inoefenen. De ondersteuning wordt geleidelijk afgebouwd. De docent zorgt voor afwisseling in oefentypes en maakt gedurende de les het leren zichtbaar. De docent zet bijvoorbeeld in op hardop denken opdrachten en koppelt daar een geïnformeerde vervolgstap aan.