H11 .1 en H11.2 Kracht en beweging

Planning
H11 Kracht en beweging
samenvatting H11.1 Voortstuwen en tegenwerken
H11.2 Optrekken en afremmen
Traagheid

Zelfstandig werken

1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide
Nask / TechniekMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 4

In deze les zitten 13 slides, met tekstslides en 3 videos.

Onderdelen in deze les

Planning
H11 Kracht en beweging
samenvatting H11.1 Voortstuwen en tegenwerken
H11.2 Optrekken en afremmen
Traagheid

Zelfstandig werken

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen H11
  • Je kunt aandrijfkrachten en tegenwerkende krachten op een bewegend voorwerp onderscheiden en benoemen.
  • Je kunt de netto-kracht/resultante samenstellen van krachten die langs een lijn werken.
  • Je kunt aan de hand van de netto-kracht op een rijdend voorwerp de soort beweging van dat voorwerp beredeneren.

  • Je kunt het begrip traagheid beschrijven. 
  • Je kunt berekeningen maken met het verband tussen kracht, massa en versnelling.

Slide 2 - Tekstslide

Voortstuwen en tegenwerken
Om voorwerpen van snelheid te laten veranderen, heb je voortstuwende krachten of tegenwerkende krachten nodig. 
Voorbeeld van tegenwerkende krachten:
  • windkracht (luchtwrijving)
  • remkracht
  • rolwrijving

Slide 3 - Tekstslide

Nettokracht

Slide 4 - Tekstslide

H11.2 Optrekken en afremmen

Slide 5 - Tekstslide

Snelheid veranderen
Wanneer de snelheid van een voorwerp steeds groter wordt, heet dat versnellen


Wanneer de snelheid van een voorwerp steeds kleiner wordt, heet dat vertragen

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Video

Slide 8 - Video

Traagheid
  • Een voorwerp met een grote massa heeft een grote traagheid.
  • => Hoe groter de massa, hoe kleiner de versnelling
  • => Hoe groter de massa, hoe moeilijker het is om het voorwerp af te remmen of van richting te veranderen
  •                          F = m x a
  •                        F = kracht (N)
  •                      m = massa (kg)
  •                  a = versnelling (m/s2)

Slide 9 - Tekstslide

opg. 26 Parachutespringen
Sannes hobby is parachutespringen. Tijdens een sprong werken er twee krachten op Sanne en haar parachute: De luchtwrijving (Fw) en de zwaartekracht (Fz). Noteer bij elk onderdeel van de sprong wat juist is.
Kies uit; 1) Fw is groter dan Fz
              2) Fw is even groot als Fz
              3) Fw is kleiner dan Fz
a) Sanne springt uit het vliegtuig. haar snelheid neemt toe van 0 naar 200 km/h.
b) Sanne valt een poosje naar beneden met een constante snelheid van 120 km/h.
c) Sannes parachute gaat open. Haar snelheid neemt nu af van 120 naar 18 km/h.
d) Sanne zweeft met een constante snelheid van 18 km/h naar het landingsterrein.

Slide 10 - Tekstslide

Samenvatting
Constante snelheid (eenparig)
  • => Netto kracht is 0
Versnelling 
  • => Aandrijfkracht > wrijvingskracht
Vertraging 
  • => Aandrijfkracht < wrijvingskracht

Slide 11 - Tekstslide

Zelfstandig werken
Maak de opgaven van H11.2
opg. 17 t/m 27 p. 164

Nakijken H10


Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Video