H1 Op zoek naar het verleden

Op zoek naar het verleden




Geschiedenis - BK 1
1 / 52
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 1

In deze les zitten 52 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 135 min

Onderdelen in deze les

Op zoek naar het verleden




Geschiedenis - BK 1

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen
Aan het eind van deze les...

...kent de begrippen geschiedenis. (R)
...weet je waarom kennis van het verleden belangrijk is. (T1)

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is wat?
Dikgedrukt = een begrip
schuin = moeilijk woord

uitleg van begrip
Hierin staat de uitleg van het begrip. Schrijf het begrip en de betekenis op in je schrift.
uitleg van moeilijk woord
Hierin staat de uitleg van het moeilijke woord. Schrijf het op in je schrift.
uitleg
Hierin staat de uitleg over een bepaald onderwerp.

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vertel over het voorwerp dat je hebt meegenomen

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

H1.1 Geschiedenis
Alles wat er in het verleden is gebeurd, vroeger.
  1. Iedereen heeft zijn persoonlijke geschiedenis (familie)
  2. Elk land heeft ook zijn eigen geschiedenis
  3. Mensen in verschillende tijden kunnen verschillend denken.
geschiedenis
Alles wat er in het verleden is gebeurd, vroeger.

Slide 5 - Tekstslide

Vertel dat geschiedenis alles om ons heen is. Dat het te maken heeft met wat we doen, hoe we leven, hoe we eten en wat onze gewoonten zijn. 

blz. 8A
geschiedenis
Dat wat er gebeurd is in het verleden. 

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

1. Eigen geschiedenis
Jij hebt een eigen geschiedenis. Ook je familie heeft een geschiedenis. Hoe verder je terug gaat hoe interessanter het wordt.
Hoe ver kan jij terug in de geschiedenis?
geschiedenis
Alles wat er in het verleden is gebeurd, vroeger.

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

blz. 8B
geschiedenis
Dat wat er gebeurd is in het verleden. 

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

2. Geschiedenis van een land
Elk land heeft zijn eigen geschiedenis. Het is ooit ontstaan. Maar hoe? Waarom? En op welke manier?
geschiedenis
Alles wat er in het verleden is gebeurd, vroeger.

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

blz. 10C
geschiedenis
Dat wat er gebeurd is in het verleden. 

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

blz. 10C
geschiedenis
Dat wat er gebeurd is in het verleden. 

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

3. Toen en nu
Mensen in het verleden dachten anders over dingen dan wij dat nu doen. 

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

ZELFSTANDIG WERKEN
Ga aan het werk met:
  • Mk vraag 1, 6ac en 8.
  • Lr begrip geschiedenis
timer
10:00

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Op zoek naar het verleden




Geschiedenis - BK 1

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Klaar voor de start?
  1. Wat betekend het woord geschiedenis?
  2. Waarom is leren over het verleden belangrijk? 

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen
Aan het eind van deze les...

...kent de begrippen geschiedenis, bron, prehistorie, historicus en archeoloog. (R)
...weet je waarom kennis van het verleden belangrijk is. (T1)
...je weet hoe een archeoloog en een historicus het verleden onderzoeken. (T1)
...je kunt het verschil tussen geschreven en ongeschreven bronnen benoemen. (T1/T2)

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoe onderzoeken wij het verleden?
timer
1:00

Slide 17 - Tekstslide

Laat leerlingen hun antwoord op een wisbordje schrijven. 
H1.2 Historicus
Een historicus onderzoekt bronnen uit het verleden. 


één bron = géén bron!

een historicus gebruikt geschreven en ongeschreven bronnen.


historicus
Iemand die de geschiedenis bestudeerd en onderzoekt.
bron
Alles waardoor je iets te weten kunt komen over de geschiedenis.
Johan Huizinga (1872-1945)
Johan Huizinga was een Nederlands historicus. Hij is de grondlegger van de Nederlandstalige cultuurgeschiedenis en mentaliteitsgeschiedenis. Verder was hij cultuurfilosoof en antropoloog. Zijn belangrijkste werken zijn Herfsttij der Middeleeuwen, Erasmus, In de schaduwen van morgen en Homo ludens.

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

22 augustus 1902
Voor het eerst in de geschiedenis rijdt de Amerikaanse president (Theodore Rosevelt) in het openbaar in een auto. Het was een Columbia Victoria Phaeton, een elektrische auto. 

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

16e eeuw
Een masker van een pestdokter. Deze dokter was er niet om de zieken te behandelen voor de pest, maar om de doden op te ruimen.

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

eind 17e eeuw
Mannenschoenen van zijde en leer. Deze schoenen werden vaak gedragen met maillots en hoge broeken. Het doel: de kuiten laten zien. 

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

H1.2 Archeoloog
Een archeoloog zoekt in de grond naar ongeschreven bronnen.

één bron = géén bron!




Howard Carter (1874-1939)
Howard Carter was een archeoloog en egyptoloog. Hij werd wereldberoemd door zijn ontdekking van het graf van de Egyptische farao Toetanchamun. Bijzonder aan dit graf is dat het volledig intact werd gevonden (dieven hadden de schatten niet gestolen).
archeoloog
Een archeoloog zoekt in de bodem naar sporen uit het verleden. 

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

archeoloog
Een archeoloog zoekt in de bodem naar sporen uit het verleden. 
De bodem wordt stukje voor stukje afgegraven. Alles wat mensen tegenkomen wordt bewaard.
Door een oranje hesje ben je herkenbaar voor de mensen op de plaats waar opgegraven wordt. 
Hierin word het zand bewaard dat eruit wordt geschept. Later wordt alles onderzocht en bekeken of er nog kleine sporen in te vinden zijn. 

Slide 23 - Tekstslide

Opgravingen tijdens de bouw van de Noord-Zuidlijn in Amsterdam.
1e eeuw
In 79 n.Chr. werd deze stad getroffen door de uitbarsting van de Vesuvius (een volkaan). De stad werd compleet bedolven onder de lava. Hierdoor is het goed bewaard gebleven. 
Op de foto zie je een fastfood restaurant uit Pompeii. De grote gaten hielden waarschijnlijk grote potten met voedsel daarin. Er zijn ongeveer 80 van dit soort plekken gevonden.

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bronnen
  1. Geschreven bronnen

  2. Ongeschreven bronnen
geschreven bron
Is een bron dat tekst bevat. Voorbeelden hiervan zijn boeken, dagboeken, geschreven kaarten, enz.
ongeschreven bronnen
Is een bron dat géén tekst bevat. Zoals een foto, een beeld, een schilderij, tekeningen, potscherven, enz.
Egypte
Dit is het Ebers Papyrus (1550 v.Chr.). Het is een van de oudste medische geschrift van het oude Egypte. Het bevat hoofdstukken over voorbehoedsmiddelen, darmziekten en paracieten, hoe je moet absessen en tumoren moet opereren en om mentale stoornissen kan genezen, zoals dementie. 
Griekenland
Een Griekse jongen die aan het oefenen is met een bal. Het is een laag reliëf op marmer. Gevonden in Piraeus. De steen zelf is gemaakt rond 400-375 v.Chr. 
België
Deze foto is genomen op een conferentie in Brussel in 1927. 
Voorste rij: Irving Langmuir, Max Planck, Marie Curie, Hendrik Lorentz, Albert Einstein, Paul Langevin, Charles-Eugène Guye, C.T.R Wilson, Owen Richardson.
Middelste rij: Peter Debye, Martin Knudsen, William Lawrence Bragg, Hendrik Anthony Kramers, Paul Dirac, Arthur Compton, Louis de Broglie, Max Born, Niels Bohr.
Achterste rij: Auguste Piccard, Émile Henriot, Paul Ehrenfest, Édouard Herzen, Théophile de Donder, Erwin Schrödinger, JE Verschaffelt, Wolfgang Pauli, Werner Heisenberg, Ralph Fowler, Léon Brillouin.

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

[pre]historie
Uitvinden van het schrift > start historie > lezen hoe mensen dachten

prehistorie = ongeschreven bronnen
Code van Hammurabi (ca. 1792-1750 v.Chr.)
Dit is de code van Hammurabi. Het is de langste, best-georganiseerde en best bewaarde tekst dat over wetten ging van het oude Babylon. De tekst is gegraveerd in basalt en ongeveer 2,25m hoog. 

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

ZELFSTANDIG WERKEN
Ga aan het werk met:
  • Hst 1.1 mk: vraag 1, 6ac en 8.
  • Hst 1.2 mk: vraag 5, 6, 7, 9, 10.
  • Lr de begrippen geschiedenis, historicus, archeoloog, (geschreven/ongeschreven) bron en prehistorie.
timer
10:00

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is wat?
Dikgedrukt = een begrip
schuin = moeilijk woord

uitleg van begrip
Hierin staat de uitleg van het begrip. Schrijf het begrip en de betekenis op in je schrift.
uitleg van moeilijk woord
Hierin staat de uitleg van het moeilijke woord. Schrijf het op in je schrift.
uitleg
Hierin staat de uitleg over een bepaald onderwerp.
Op de bron
Blz. X

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Directe en indirecte bronnen
Een directe bron geeft rechtstreeks informatie over gebeurtenissen en personen uit het verleden. 
Een indirecte bron is gemaakt door iemand die niet bij de gebeurtenis was, maar achteraf over schrijft.
indirecte bron
Een bron die is gemaakt door iemand die niet bij de gebeurtenis was, maar er later over schrijft. 
directe bron
Een bron die is gemaakt door iemand die bij de gebeurtenis was, een ooggetuige.

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 30 - Tekstslide

Kinderen leren wassen op school, rond 1930. Vraag: is deze foto een bron (ja, want je kunt er iets uit leren over het verleden)? Vraag: wat leer je er dan van (in 1930 leerden kinderen op school wassen)? Vraag: leerden alle kinderen op school wassen? Of: werd er op alle scholen wasles gegeven? Leerlingen zullen antwoorden dat ze dat niet weten. Vraag: wat is er nodig om dat wél te weten te komen (meer bronnen)? Concludeer dat een historicus als het kan altijd gebruik maakt van meerdere bronnen. Want je weet nooit of een bron wel representatieve informatie geeft is, of juist afwijkt van de norm. 
De foto van de wasles is een directe bron over scholen rond 1930. Laat de leerlingen dat uitleggen.

Slide 31 - Tekstslide

Vertel dat het een afbeelding is uit de dertiende eeuw, over een gevecht dat vijfhonderd jaar eerder was gevoerd. Vraag de leerlingen: is deze afbeelding een directe bron van dat gevecht, of een indirecte bron? Als dat duidelijk is, maakt u het moeilijker: wat als je onderzoek doet naar de veertiende eeuw. Is de afbeelding dan een directe bron, of een indirecte bron? Een bron kan dus zowel een directe bron als een indirecte bron zijn, afhankelijk van het onderzoek.
Oefen nog wat met directe en indirecte bronnen. Laat een directe bron bedenken over ridders in de Middeleeuwen. Een directe bron over de Tweede Wereldoorlog. En wat is het Feniks-boek eigenlijk: een directe of een indirecte bron?

Slide 32 - Tekstslide

Laat de dagboekpagina voorlezen. Is dit een historische bron? Waarom wel of niet? En nog een keer: je doet onderzoek naar kinderen in de jaren zestig van de twintigste eeuw (of: scholen in de twintigste eeuw). Is dit een directe, of een indirecte bron?
Maak onderscheid tussen geschreven bronnen en ongeschreven bronnen. In welke categorie valt de dagboekpagina? En de tekening en de foto van de vorige dia? Vraag de leerlingen meer voorbeelden te bedenken van geschreven en, daarna, ongeschreven bronnen.
Ga naar de rechter afbeelding. Dat deze munten, die ongeveer tweeduizend jaar oud zijn, historische bronnen zijn, zal duidelijk zijn. Laat leerlingen bedenken wat je ervan kunt leren (bijvoorbeeld: dat er tweeduizend jaar geleden met geld betaald werd, welke metalen men gebruikte, maar ook: wie keizer was). En dan de hamvraag: zijn de munten geschreven bronnen, of ongeschreven bronnen?
Leg uit: iedere 'oude' tekst, hoe kort ook, is een geschreven bron. Dus de letters en woorden op de munten zijn geschreven bronnen. Maar de beeltenis van de keizer is een ongeschreven bron. Het metaal en de wijze waarop dat gegoten is, ook. Deze munten zijn dus geschreven en ongeschreven bron ineen.

Wat is een directe bron?
A
Een bron die in een bepaalde tijd is gemaakt.
B
Een bron die nu wordt gemaakt.
C
Een bron die niet is gemaakt.
D
Een bron die gisteren is gemaakt.

Slide 33 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een indirecte bron?
A
Een bron die in een bepaalde tijd is gemaakt.
B
Een bron die nu wordt gemaakt.
C
Een bron die niet is gemaakt.
D
Een bron die gisteren is gemaakt.

Slide 34 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het verschil tussen een directe en indirecte bron?

Slide 35 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Op zoek naar het verleden




Geschiedenis - BK 1

Slide 36 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Klaar voor de start?
Maak de goede combinaties tussen begrip en betekenis.
1. Geschiedenis
A. Tijd in de geschiedenis waarvan we alleen ongeschreven bronnen hebben. 
2. Archeoloog
B. Iets waardoor je iets te weten kan komen over de geschiedenis.
3. Historicus
C. Persoon die in de grond zoekt naar sporen uit het verleden.
4. Bron
D. Persoon die de geschiedenis bestudeerd en onderzoekt. 
5. Prehistorie
E. Dat wat er gebeurd is in het verleden. Hiervan hebben we geschreven en ongeschreven bronnen.

Slide 37 - Tekstslide

1E, 2C, 3D, 4B, 5A.
Klaar voor de start?
  1. Hoe onderzoekt een archeoloog het verleden?
  2. Hoe onderzoekt een historicus het verleden?
  3. Wat is het verschil tussen geschreven en ongeschreven bronnen?
  4. Waarom is leren over het verleden belangrijk? 

Slide 38 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen
Aan het eind van deze les...

...kent de begrippen geschiedenis, historicus, bron, prehistorie en archeoloog. (R)
...weet je waarom kennis van het verleden belangrijk is. (T1)
...je weet hoe een archeoloog en een historicus het verleden onderzoeken. (T1)
...je kunt het verschil tussen geschreven en ongeschreven bronnen benoemen. (T1/T2)
...je kunt benoemen hoe tijd gemeten wordt. (T1)

Slide 39 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De tijd 
Heel lang hadden mensen geen klokken. Hoe meer mensen met elkaar gingen samenwerken, hoe belangrijker het meten van tijd werd. 

Slide 40 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 41 - Tekstslide

Oudst bekende zonnewijzer in Utrecht (1463)
De tijd
De tijd kan je ook meten in dagen, maanden, seizoenen en jaren. Daarvoor gebruiken wij een kalender.
Onze kalender is bedacht door de Romeinen. Andere volkeren hebben ook andere kalenders bedacht. 

Slide 42 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 43 - Tekstslide

Een kalender uit 1492 van volken in Midden-Amerika. In het midden zie je de zonnegod en op de buitenste ring de jaren.
De tijd
Niet alle mensen op de wereld gebruiken dezelfde jaartelling.
jaartelling
Manier waarop mensen de jaren tellen

Slide 44 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een jaartelling?
A
De manier waarop mensen schrijven.
B
De manier waarop mensen jaren tellen.
C
De manier waarop mensen periodes tellen.
D
De manier waarop mensen sporen zoeken.

Slide 45 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Islamitische jaartelling
vanaf 622 n.Chr.
Jaar waarin de profeet Mohammed van Mekka naar Medina verhuisde.
Joodse jaartelling
vanaf 3761 v. Chr.
Schepping van de wereld.
Thaise/boeddhistische jaartelling
vanaf 543 v.Chr.
Geboorte van Boeddha
Ethiopische jaartelling
vanaf 8 n.Chr.
Kerk gelooft dat Jezus in 8 n.Chr. is geboren.
Chinese jaartelling
2697 v.Chr.
Kroning van de eerste koning.
Japanse jaartelling
Meiji (begon in 1868)
Taisho (begon in 1912)
Showa (begon in 1926)
Heisei (begon in 1989)
Reiwa (begon 1 mei 2019)
Vanaf troonsbestijging van de keizer.

Slide 46 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De tijd
Tijd houdt niet op bij een bepaald punt en begint dan weer ergens anders...
Tijd loopt door. 
Tijd kunnen we verdelen in stukjes van 100 jaar: een eeuw
eeuw
Periode van 100 jaar.

Slide 47 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoe lang duurt een eeuw?
A
10 jaar
B
50 jaar
C
100 jaar
D
500 jaar

Slide 48 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

tijdvak
Periode uit de geschiedenis.

Slide 49 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Begrippen uit deze les
  • archeoloog
  • bron
  • eeuw
  • geschiedenis
  • historicus
  • historie
  • jaartelling
  • prehistorie
  • tijdvak

Slide 50 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd.

Slide 51 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Stel 1 vraag over de lesstof die je niet goed hebt begrepen.

Slide 52 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies