H1 Op zoek naar het verleden

Leven van de Natuur




Geschiedenis - BK 1
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 1

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Leven van de Natuur




Geschiedenis - BK 1

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen
Aan het eind van deze les...

...kent de begrippen van deze les. (R)
...weet je waarom kennis van het verleden belangrijk is. (T1)
...je weet hoe een archeoloog en een historicus het verleden onderzoeken. (T1)
...je kunt het verschil tussen directe en indirecte bronnen benoemen. (T1/T2)
...je kunt benoemen hoe tijd gemeten wordt. (T1)

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is wat?
Dikgedrukt = een begrip
schuin = moeilijk woord

uitleg van begrip
Hierin staat de uitleg van het begrip. Schrijf het begrip en de betekenis op in je schrift.
uitleg van moeilijk woord
Hierin staat de uitleg van het moeilijke woord. Schrijf het op in je schrift.
uitleg
Hierin staat de uitleg over een bepaald onderwerp.

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Geschiedenis
Alles wat er in het verleden is gebeurd, vroeger.
  1. Iedereen heeft zijn persoonlijke geschiedenis (familie)
  2. Elk land heeft ook zijn eigen geschiedenis
  3. Mensen in verschillende tijden kunnen verschillend denken.
geschiedenis
Alles wat er in het verleden is gebeurd, vroeger.

Slide 4 - Tekstslide

Vertel dat geschiedenis alles om ons heen is. Dat het te maken heeft met wat we doen, hoe we leven, hoe we eten en wat onze gewoonten zijn. 

1. Eigen geschiedenis
Jij hebt een eigen geschiedenis. Ook je familie heeft een geschiedenis. Hoe verder je terug gaat hoe interessanter het wordt.
Hoe ver kan jij terug in de geschiedenis?
geschiedenis
Alles wat er in het verleden is gebeurd, vroeger.

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

2. Geschiedenis van een land
Elk land heeft zijn eigen geschiedenis. Het is ooit ontstaan. Maar hoe? Waarom? En op welke manier?
geschiedenis
Alles wat er in het verleden is gebeurd, vroeger.

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

3. Toen en nu
Mensen in het verleden dachten anders over dingen dan wij dat nu doen. 

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bronnen
Een historicus onderzoekt bronnen uit het verleden. 
Maar één bron = géén bron! 
Als een persoon iets zegt in een dagboek wil dat nog niet zeggen dat het ook echt waar is. Er zijn dus meerdere bronnen nodig die hetzelfde zeggen. 

historicus
Iemand die de geschiedenis bestudeerd en onderzoekt.
bron
Alles waardoor je iets te weten kunt komen over de geschiedenis.

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Directe en indirecte bronnen
Een directe bron geeft rechtstreeks informatie over gebeurtenissen en personen uit het verleden. 
Een indirecte bron is gemaakt door iemand die niet bij de gebeurtenis was, maar achteraf over schrijft.
indirecte bron
Een bron die is gemaakt door iemand die niet bij de gebeurtenis was, maar er later over schrijft. 
directe bron
Een bron die is gemaakt door iemand die bij de gebeurtenis was, een ooggetuige.

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 10 - Tekstslide

Kinderen leren wassen op school, rond 1930. Vraag: is deze foto een bron (ja, want je kunt er iets uit leren over het verleden)? Vraag: wat leer je er dan van (in 1930 leerden kinderen op school wassen)? Vraag: leerden alle kinderen op school wassen? Of: werd er op alle scholen wasles gegeven? Leerlingen zullen antwoorden dat ze dat niet weten. Vraag: wat is er nodig om dat wél te weten te komen (meer bronnen)? Concludeer dat een historicus als het kan altijd gebruik maakt van meerdere bronnen. Want je weet nooit of een bron wel representatieve informatie geeft is, of juist afwijkt van de norm. 
De foto van de wasles is een directe bron over scholen rond 1930. Laat de leerlingen dat uitleggen.

Slide 11 - Tekstslide

Vertel dat het een afbeelding is uit de dertiende eeuw, over een gevecht dat vijfhonderd jaar eerder was gevoerd. Vraag de leerlingen: is deze afbeelding een directe bron van dat gevecht, of een indirecte bron? Als dat duidelijk is, maakt u het moeilijker: wat als je onderzoek doet naar de veertiende eeuw. Is de afbeelding dan een directe bron, of een indirecte bron? Een bron kan dus zowel een directe bron als een indirecte bron zijn, afhankelijk van het onderzoek.
Oefen nog wat met directe en indirecte bronnen. Laat een directe bron bedenken over ridders in de Middeleeuwen. Een directe bron over de Tweede Wereldoorlog. En wat is het Feniks-boek eigenlijk: een directe of een indirecte bron?

Slide 12 - Tekstslide

Laat de dagboekpagina voorlezen. Is dit een historische bron? Waarom wel of niet? En nog een keer: je doet onderzoek naar kinderen in de jaren zestig van de twintigste eeuw (of: scholen in de twintigste eeuw). Is dit een directe, of een indirecte bron?
Maak onderscheid tussen geschreven bronnen en ongeschreven bronnen. In welke categorie valt de dagboekpagina? En de tekening en de foto van de vorige dia? Vraag de leerlingen meer voorbeelden te bedenken van geschreven en, daarna, ongeschreven bronnen.
Ga naar de rechter afbeelding. Dat deze munten, die ongeveer tweeduizend jaar oud zijn, historische bronnen zijn, zal duidelijk zijn. Laat leerlingen bedenken wat je ervan kunt leren (bijvoorbeeld: dat er tweeduizend jaar geleden met geld betaald werd, welke metalen men gebruikte, maar ook: wie keizer was). En dan de hamvraag: zijn de munten geschreven bronnen, of ongeschreven bronnen?
Leg uit: iedere 'oude' tekst, hoe kort ook, is een geschreven bron. Dus de letters en woorden op de munten zijn geschreven bronnen. Maar de beeltenis van de keizer is een ongeschreven bron. Het metaal en de wijze waarop dat gegoten is, ook. Deze munten zijn dus geschreven en ongeschreven bron ineen.

Wat is een directe bron?
A
Een bron die in een bepaalde tijd is gemaakt.
B
Een bron die nu wordt gemaakt.
C
Een bron die niet is gemaakt.
D
Een bron die gisteren is gemaakt.

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een indirecte bron?
A
Een bron die in een bepaalde tijd is gemaakt.
B
Een bron die nu wordt gemaakt.
C
Een bron die niet is gemaakt.
D
Een bron die gisteren is gemaakt.

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het verschil tussen een directe en indirecte bron?

Slide 15 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

De tijd 
Heel lang hadden mensen geen klokken. Hoe meer mensen met elkaar gingen samenwerken, hoe belangrijker het meten van tijd werd. 

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 17 - Tekstslide

Oudst bekende zonnewijzer in Utrecht (1463)
De tijd
De tijd kan je ook meten in dagen, maanden, seizoenen en jaren. Daarvoor gebruiken wij een kalender.
Onze kalender is bedacht door de Romeinen. Andere volkeren hebben ook andere kalenders bedacht. 

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 19 - Tekstslide

Een kalender uit 1492 van volken in Midden-Amerika. In het midden zie je de zonnegod en op de buitenste ring de jaren.
De tijd
Niet alle mensen op de wereld gebruiken dezelfde jaartelling.
jaartelling
Manier waarop mensen de jaren tellen

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een jaartelling?
A
De manier waarop mensen schrijven.
B
De manier waarop mensen jaren tellen.
C
De manier waarop mensen periodes tellen.
D
De manier waarop mensen sporen zoeken.

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Islamitische jaartelling
vanaf 622 n.Chr.
Jaar waarin de profeet Mohammed van Mekka naar Medina verhuisde.
Joodse jaartelling
vanaf 3761 v. Chr.
Schepping van de wereld.
Thaise/boeddhistische jaartelling
vanaf 543 v.Chr.
Geboorte van Boeddha
Ethiopische jaartelling
vanaf 8 n.Chr.
Kerk gelooft dat Jezus in 8 n.Chr. is geboren.
Chinese jaartelling
2697 v.Chr.
Kroning van de eerste koning.
Japanse jaartelling
Meiji (begon in 1868)
Taisho (begon in 1912)
Showa (begon in 1926)
Heisei (begon in 1989)
Reiwa (begon 1 mei 2019)
Vanaf troonsbestijging van de keizer.

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De tijd
Tijd houdt niet op bij een bepaald punt en begint dan weer ergens anders...
Tijd loopt door. 
Tijd kunnen we verdelen in stukjes van 100 jaar: een eeuw
eeuw
Periode van 100 jaar.

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoe lang duurt een eeuw?
A
10 jaar
B
50 jaar
C
100 jaar
D
500 jaar

Slide 24 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

tijdvak
Periode uit de geschiedenis.

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Begrippen uit deze les
  • archeoloog
  • bron
  • eeuw
  • geschiedenis
  • historicus
  • historie
  • jaartelling
  • prehistorie
  • tijdvak

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd.

Slide 27 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Stel 1 vraag over de lesstof die je niet goed hebt begrepen.

Slide 28 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies