Medicijnen 2023-2024

Medicijnen 2023-2024
1 / 32
volgende
Slide 1: Tekstslide
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 1,2

In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Medicijnen 2023-2024

Slide 1 - Tekstslide

inhoud van de les
  • medicijnen
  • werking 
  • soorten
  • toedieningswegen 
  • aandachtspunten 
  • wet en regelgeving 

Slide 2 - Tekstslide

Medicijnen op recept 


Een recept is een verzoek van (meestal) een arts aan de apotheker om de zorgvrager een medicijn te geven.

De apotheker controleert of bij het voorgeschreven medicijn de juiste dosering, sterkte en toedieningswijze staan en wijzigt dat zo nodig in overleg met de arts.

De verzorgende controleert net als de apotheker de medicatie



Slide 3 - Tekstslide

wat moet er op een recept staan?
  1. de naam en de geboortedatum van de zorgvrager
  2. de naam en het adres van de voorschrijvende arts
  3. de handtekening van de arts
  4. de naam van het medicijn
  5. de sterkte
  6. de dosering
  7. de toedieningswijze
  8. een waarschuwing als het medicijn het bewustzijn kan beïnvloede

Slide 4 - Tekstslide

Vrij verkrijgbaar 
De vrij verkrijgbare medicijnen zijn bij de drogist te koop. 
Je kunt ze naar eigen inzicht gebruiken. 
De zorgvrager krijgt ze niet vergoed door zijn ziektekostenverzekering. 
Het feit dat ze makkelijk verkrijgbaar zijn, betekent niet dat ze onschadelijk zijn. 
heeft de medewerker voldoende kennis?

Slide 5 - Tekstslide

BEM-formulieren
Beoordeling eigen beheer van medicatie 
Met de materialen BEM ouderenzorg kun je op een systematische manier nagaan welke ondersteuning nodig is bij het gebruiken en bewaren van medicijnen. 

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

WAT IS EEN BIJWERKING?
A
een gewenste reactie
B
een ongewenste reactie

Slide 8 - Quizvraag

Bijwerking 
  • Een bijwerking is een ongewenste reactie bij gebruik van een normale dosering van een medicijn.
  • De bijwerkingen van een medicijn staan altijd vermeld in de bijsluiter en kunnen worden opgezocht in de eerdergenoemde naslagwerken.
  • Veelvoorkomende bijwerkingen zijn: hoofdpijn, misselijkheid, duizeligheid, jeuk, maagpijn, gewenning en verslaving.

Slide 9 - Tekstslide

wat betekent cumulatie
A
ophoping van medicatie
B
afbraak van medicatie

Slide 10 - Quizvraag

Cumulatie
Een ophoping van medicijnen kan ontstaan doordat er te veel van geslikt wordt of doordat het medicijn te langzaam wordt afgebroken. 
De concentratie in het bloed wordt te hoog, waardoor een vergiftiging kan ontstaan

Slide 11 - Tekstslide

Bij een contra indicatie
A
is er een reden om een bepaalde behandeling wel toe te passen
B
is er een reden om een bepaalde behandeling niet toe te passen

Slide 12 - Quizvraag

contra indicatie
Medicijnen kunnen elkaar tegenwerken of versterken, daarom
is er een reden om een bepaalde behandeling niet toe te passen

Daarom houdt een apotheker precies bij welke medicijnen een zorgvrager krijgt. Als de apotheker ontdekt dat de medicijnen elkaar versterken of juist tegenwerken, neemt hij contact op met de behandelend arts en stelt hij het medicijnplan in overleg bij

Slide 13 - Tekstslide

Wat is het verschil tussen een gewenning en een verslaving?

Slide 14 - Open vraag

Gewenning


De zorgvrager heeft meer van het middel nodig om hetzelfde effect te ervaren
Verslaving
Als iemand geestelijk of lichamelijk afhankelijk wordt van een medicijn

Het lichaam is gewend aan regelmatige toevoer van de verslavende stof en heeft zich daarop ingesteld. Wanneer die toevoer stopt, is er een gebrek aan die verslavende stof en ontstaan er ontwenningsverschijnselen

Slide 15 - Tekstslide

Vloeibaar 
aandachtspunten:
A. Bewaarvoorschriften
B. Swenken/schudden

Drankjes zijn meestal beperkt houdbaar, dus controleer altijd de houdbaarheidsdatum van medicijnen in vloeibare vorm. Zet de datum op het flesje als je het opent, vanwege de houdbaarheid.

Voor aandoeningen van ogen, neus en oren worden meestal druppels voorgeschreven. Die zitten in speciale flesjes. Let hierbij ook op de houdbaarheid en of het rubber van de pipet niet is verteerd. Zet de datum op het flesje als je het opent, vanwege de houdbaarheid.

Injectievloeistoffen  Zorgvragers die klachten aan de luchtwegen hebben, krijgen een combinatie van medicijnen in vloeibare vorm voorgeschreven. Deze middelen worden met behulp van een vernevelaar enkele malen per dag toegediend. Voor zorgvragers met COPD zijn er speciale verstuivers, waarmee ze het medicijn via de mond kunnen inhaleren.


Slide 16 - Tekstslide

Vast 
bijzondere eigenschap: verlengde werking
Verpakking: Retard
Voordeel: minder vaak in te nemen








Zetpillen bestaan uit een gemakkelijk smeltende stof waarin geneesmiddelen zijn verwerkt. Ze worden toegediend via de anus. Het geneesmiddel wordt via de slijmvlieswand van de darmen snel in het bloed opgenomen. Ze worden gebruikt wanneer toediening via de maag onmogelijk is of het middel daardoor onwerkzaam wordt, of voor een plaatselijke werking bij bijvoorbeeld het opwekken van de stoelgang.
Tabletten bestaan uit sterk samengeperst poeder en hulpstoffen. Bruistabletten zijn tabletten die je eerst in water moet oplossen.

Dragees zijn tabletten met een hard suikerlaagje eromheen. Dragees mag je niet kauwen of doormidden breken.

Capsules bestaan uit een hoesje van twee op elkaar passende delen, die meestal van gelatine zijn gemaakt. Het medicijn zit in korrel- of poedervorm in het hoesje.

Vaginaal tabletten worden gebruikt voor aandoeningen in de vagina (lokaal). Met behulp van een applicator worden de tabletten hoog in de schede ingebracht.


Slide 17 - Tekstslide

Poedervorm, pleisters, zalf
Een zalf bestaat uit dikke olie waarin het geneesmiddel is opgelost. Een zalf bevat heel weinig water. Zalf is onhandiger in het gebruik dan een crème, maar geeft de werkzame stof beter aan de huid af.
Een crème bestaat uit olie, met daarin de werkzame stof, die is opgelost in water. Een crème wordt in de huid gewreven.
Strooipoeders worden op een vochtige huid gebruikt. Ze worden direct door de huid opgenomen. De poeders worden gebruikt bij huidaandoeningen en wondbehandeling.
Pleisters bevatten een geneesmiddel dat langzaam wordt afgegeven aan de huid. Ze worden onder andere gebruikt bij hartproblemen (nitroglycerine).

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

Opiaten
Geneesmiddelenwet
De Geneesmiddelenwet (2007) regelt in Nederland zaken rondom de productie, de handel, het voorschrijven en verstrekken van geneesmiddelen. De wet bevat ook voorschriften om een veilig gebruik van geneesmiddelen te stimuleren.

Wet- en regelgeving rond opiaten
In ziekenhuizen, verpleeghuizen of andere instellingen schrijft de arts aan sommige zorgvragers opiaten voor. Dat zijn pijnstillende middelen die verslavend kunnen werken, zoals opium, morfine, cocaïne, heroïne en methadon. Deze medicijnen vallen onder de Opiumwet.

Volgens die wet mag bijna niemand in Nederland opiaten produceren, verhandelen of bezitten. Uitzondering hierop is de apotheker. Hij mag wel opiaten produceren en verhandelen, maar alleen op recept van een arts. De apotheker zorgt ervoor dat de middelen op de afdeling aanwezig zijn, in een speciaal kastje. Hij houdt op formulieren ook precies bij wie hoeveel opiaten krijgt toegediend.

Slide 20 - Tekstslide

Medicijnenkaart
  1. de naam van de zorgverlener
  2. het tijdstip waarop je het medicijn uit het opiatenkastje haalt
  3. de naam en geboortedatum van de zorgvrager
  4. de kamer van de zorgvrager
  5. de naam van het geneesmiddel
  6. de hoeveelheid, dosering en toedieningsvorm
  7. de paraaf van degene die het middel aan de zorgvrager heeft toegediend

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

regel 1
regel 2
regel 3
regel 4
regel 5
op de juiste tijd
aan de juiste persoon
het juiste medicament
De juiste dosis
De juiste toedieningswijze

Slide 23 - Sleepvraag

MIC-meldingen
Om fouten te voorkomen is het dus van belang dat je:
  • de regel van vijf toepast;
  • je afvraagt of de zorgvrager dit medicijn mag hebben;
  • contact opneemt met de apotheker als je vindt dat het medicijn er anders uitziet dan je verwacht;
  • luistert naar de zorgvrager als hij zijn twijfels over het medicijn uit;
  • je niet laat afleiden als je bezig bent met het klaarzetten van medicijnen;
  • nagaat of de zorgvrager zijn medicijn heeft ingenomen;
  • altijd vragen stelt als je een ongewone dosis moet geven

Slide 24 - Tekstslide

niet meer gebruikte medicijnen
  • Ze worden altijd bij de apotheker gebracht, die ze vervolgens vernietigt.
  • In sommige gemeenten kun je medicijnen niet bij de apotheek, maar bij het chemisch afval op het afvalscheidingsstation inleveren.
  • In de instelling gaan medicijnen die niet meer nodig zijn of waarvan de houdbaarheidsdatum is overschreden, altijd terug naar de apotheker. Hij zorgt voor vernietiging.

Slide 25 - Tekstslide

welke medicatie soort kun je enteraal toedienen?
A
inhalatie
B
Tablet
C
injectie
D
pleister

Slide 26 - Quizvraag

Welke medicatie soort kun je parenteraal toedienen
A
via een (PEG) sonde
B
drankje
C
slijmvliezen
D
zetpil

Slide 27 - Quizvraag

Luchtwegen=inhalatie=parenteraal
Toedieningswegen:
  • Verstuiving (aerosol)
  • poederinhalatie
  • verneveling 
  • stoombad 

Slide 28 - Tekstslide

aandachtspunten
Bij verstuivers is het belangrijk dat de zorgvrager langzaam inademt en de adem vijf tot tien tellen inhoudt. Tegelijkertijd met de inademing drukt hij het spuitbusje in.
Bij een poederinhalator moet de zorgvrager krachtig inhaleren en de adem daarna vijf tot tien tellen vasthouden. Bij verstuivers met een inhalatiekamer en bij een vernevelapparaat is vijf tot tien keer rustig in- en uitademen voldoende.

Slide 29 - Tekstslide

Voorzetkamer
  •  Het medicijn blijft enkele seconden als nevel in de voorzetkamer hangen. 
  • De zorgvrager heeft nu meer tijd om te inhaleren, wanneer hij wil of kan. Dit laatste is vooral belangrijk bij een astma-aanval. 
  • Veel gebruikt bij kinderen en ouderen

Slide 30 - Tekstslide

Vernevelaar
Een vernevelaar wordt vaak toegepast bij zorgvragers die een hoog aantal inhalaties nodig hebben of wanneer de zorgvrager niet met de inhalatiemethode kan omgaan, door bijvoorbeeld lichamelijke zwakte of neurologische stoornissen.

Voordelen:
Een inhalatietechniek speelt geen rol. 
Er kunnen eventueel meerdere medicijnen
tegelijk worden verneveld

Slide 31 - Tekstslide

Vaginaal
Indicatie:                                                                   contra indicaties:
Vaginale afscheiding verwijderen                 zwangerschap 
preoperatief desinfecteren                              onbehandelde geslachtziekte 
antiseptische medicatie toedienen              4-6 weken na partus/abortus 
proberen om een bloeding te stoppen       beschadigingen in de vagina
(door koude vloeistof)
pijn en ontstekingen te verlichten 
(door warme vloeistof) 

Slide 32 - Tekstslide