(TNA) H5 NN Spelling bijvoeglijke naamwoorden

Spelling Bijvoeglijk Naamwoord
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Spelling Bijvoeglijk Naamwoord

Slide 1 - Tekstslide


Lesdoel

Aan het einde van deze les:

  • kan je een bijvoeglijk naamwoord herkennen
  • weet je hoe je de lange en korte vorm spelt



Spelling - bijvoeglijk naamwoord

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Video

Kies de juiste spelling van het bijvoeglijk naamwoord!
A
de rode muur
B
de roden muur

Slide 4 - Quizvraag

Geef de juiste spelling van het bijvoeglijk naamwoord
een (mooi) huis
A
mooi
B
mooie

Slide 5 - Quizvraag

Kies het de juiste spelling van het bijvoeglijk naamwoord!
A
de chagrijnige docent
B
de chagrijnig docent

Slide 6 - Quizvraag

Kies het de juiste spelling van het bijvoeglijk naamwoord!
A
een nieuw spel
B
een nieuwe spel

Slide 7 - Quizvraag

Spelling bijvoeglijk naamwoord.
Welk woord is goed?
A
officieele
B
officiele
C
officiële

Slide 8 - Quizvraag

Kies de juiste spelling van het bijvoeglijk naamwoord!
A
de slimme docent
B
de slimmen docent

Slide 9 - Quizvraag

Kies de juiste spelling van het bijvoeglijk naamwoord!
A
de mooien broek
B
de mooie broek

Slide 10 - Quizvraag

Spelling H5
Spelling bijvoeglijk naamwoord

Ik heb vijf (goud) ringen thuis.
A
gouden
B
goude

Slide 11 - Quizvraag

Spelling H5
Spelling bijvoeglijk naamwoord

De vriendin van mijn broer draagt een (mode) jas.
A
modieuze
B
modeuze
C
modieus

Slide 12 - Quizvraag

Kies de juiste spelling van het bijvoeglijk naamwoord!
A
de stenen muur
B
de stene muur

Slide 13 - Quizvraag

Kies de juiste spelling van het bijvoeglijk naamwoord!
A
de strengen docent
B
de strenge docent

Slide 14 - Quizvraag

Kies het de juiste spelling van het bijvoeglijk naamwoord!
A
een grappig filmpje
B
een grappige filmpje

Slide 15 - Quizvraag

Kies de juiste spelling van het bijvoeglijk naamwoord!
A
de katoenen broek
B
de katoene broek

Slide 16 - Quizvraag

Wat is de juiste spelling van het werkwoord gebruikt als bijvoeglijk naamwoord?
(breken) Het ......... been.
A
gebreken
B
gebroke
C
gebroken
D
gebrooken

Slide 17 - Quizvraag

Wat is de juiste spelling van het bijvoeglijk naamwoord?
(verroesten) Het ......... tuinhek
A
verroestten
B
verroeste
C
verroesten
D
verroestte

Slide 18 - Quizvraag

Spelling bijvoeglijk naamwoord. Welk woord is goed?
A
zilvere
B
zilveren

Slide 19 - Quizvraag

Wat is de juiste spelling van het bijvoeglijk naamwoord?
A
reele
B
reële

Slide 20 - Quizvraag

Wat is de juiste spelling van het werkwoord gebruikt als bijvoeglijk naamwoord?

(verroesten) Het ......... tuinhek
A
verroestten
B
verroeste
C
verroesten

Slide 21 - Quizvraag

Huiswerk week 6 november
Spelling hoofdstuk 4

Maken opdr. 1,2,3,4 en 6
Hoofdstuk 5
Maken opdr. 1, 2, 3 & 5




Slide 22 - Tekstslide