1.2 Kernbegrippen bij Maatschappijleer

1.2 Kernbegrippen bij Maatschappijleer
1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
MaatschappijleerMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 3

In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

1.2 Kernbegrippen bij Maatschappijleer

Slide 1 - Tekstslide

De Basis:

De samenleving bestuderen betekent dat je verschillen in de samenleving gaat begrijpen.
Daarbij gebruiken we kernbegrippen.
  • waarden
  • belangen
  • macht
  • sociale ongelijkheid

Slide 2 - Tekstslide

Waarden en normen
Kernbegrip waarde heeft te maken met principes die je belangrijk vindt in het leven.
Voorbeelden: vrijheid, gezondheid en eerlijkheid.
Als je naar je waarden leeft, geef je jezelf hier regels voor. Bijvoorbeeld: gezondheid -> je zorgt dat je genoeg gezonde dingen eet.
Die regels noem je normen, oftewel: regels waar jij en anderen zich aan moeten houden.

Slide 3 - Tekstslide

Belangen:
Een belang is een voordeel dat je ergens bij hebt. 
Bijvoorbeeld weinig tussenuren, zodat je eerder vrij bent. 

Belangen kunnen botsen -> jij wilt een leuk feestje en laat thuis komen, je ouders/verzorgers vinden daar iets anders van bijvoorbeeld. Dat noem je een belangentegenstelling.

Slide 4 - Tekstslide

Macht
Wanneer heb je macht? Als je het gedrag van een ander kan beïnvloeden
Voorbeelden: je werkgever, je docenten, je ouders/verzorgers, vrienden.
Macht oefen je uit met verschillende machtsmiddelen:
  • functie of beroep
  • kennis en vaardigheden
  • overtuigingskracht
  • veel geld
  • het aantal mensen met hetzelfde belang
  • toegang tot media
  • toegang tot invloedrijke personen of politici
  • geweld

Slide 5 - Tekstslide

Sociale ongelijkheid
Niet iedereen heeft gelijke kansen in de samenleving, denk bijvoorbeeld aan inkomensverschillen tussen verschillende beroepen en mannen en vrouwen, discriminatie op de arbeidsmarkt. 
Die ongelijkheid noemen we sociale ongelijkheid.

Als je deze kernbegrippen kent, is het onderzoeken van maatschappelijke problemen en het begrijpen daarvan ook makkelijker.

Slide 6 - Tekstslide

Normen zijn?
A
Gezondheid
B
Waarden
C
Alles in de maatschappij
D
Regels over hoe jij en anderen zich moeten gedragen

Slide 7 - Quizvraag



Bij welke waarde hoort de norm 'niet valsspelen'?
Bij welke waarde hoort de norm 'niet valsspelen'?

Slide 8 - Open vraag

Noem 2 waarden die je
hebt.

Slide 9 - Woordweb

Bij een belang......
A
heb je ergens voordeel bij.
B
gaat het altijd om geld.
C
is de overheid altijd betrokken.
D
hebben twee groepen een meningsverschil.

Slide 10 - Quizvraag

Probeer zelf een ander voorbeeld te noemen van een belangentegenstelling.

Slide 11 - Open vraag

Welk machtsmiddel wordt bij iedere afbeelding ingezet?
Functie/beroep
kennis
aanzien/status
overtuiging
geld
media
geweld
invloedrijke mensen

Slide 12 - Sleepvraag

Sociale ongelijkheid betekent:
A
Je kunt klimmen op de maatschappelijke ladder
B
Macht, kennis en geld zijn niet gelijk verdeeld over de samenleving.
C
Alle maatschappelijke posities van hoog naar laag
D
Je kunt bewegen, zoals dansen, waardoor je een betere positie hebt.

Slide 13 - Quizvraag

Aan het werk:
Je leest eerst voor jezelf de tekst van 1.2 door. 
Je maakt uit deze paragraaf vraag 2, 4, 5, 6, 8, 11. 
= Huiswerk voor volgende les.

Slide 14 - Tekstslide