1AHA+1HA - 19/4 - bez. vnw - chapitre 3

1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Aujourd'hui
  • Herhalen kleuren
  • Bezittelijk voornaamwoord
Lundi
19
avril
Doelen:  aan het einde van deze les kun je een aantal kleuren noemen in het Frans en weet je wat een bezittelijk voornaamwoord is in het Frans.

Slide 2 - Tekstslide

Toets hoofdstuk 3

Datum: woensdag 28 april
Hoe laat: 
  • schoolgroep na de laatste les
  • thuisgroep om 14.00 uur
Wat leer je:
  • Voca A, B, E, en F
  • getallen 20 - 69
  • werkwoord avoir
  • bezittelijk voornaamwoord
  • bron D en I alleen FN

Slide 3 - Tekstslide

Het bezittelijk voornaamwoord
C'est mon billet!
Ce n'est pas ton billet!

Slide 4 - Tekstslide

In welke zin staat een bezittelijk voornaamwoord?
A
Ik heb een grote hond.
B
Ik heet Jan.
C
Dat zijn mijn ouders.
D
Heb jij een nieuwe fiets?

Slide 5 - Quizvraag

Wat is het bezittelijk
voornaamwoord op
het plaatje?

Slide 6 - Open vraag

Bezittelijk voornaamwoord
JOUW hond
JULLIE huis
ONZE vrienden
HAAR auto
etc.

Slide 7 - Tekstslide

En in het Frans?
"Mijn" heeft 3 betekenissen:



voor mannelijke woorden (le)
voor vrouwelijke woorden (la)
voor meervoudswoorden (les)
MON
MA
MES
le stylo
la maison
les parents
C'est mon stylo.
C'est ma maison.
Ce sont mes parents.

Slide 8 - Tekstslide

Vertaal "Het is MIJN rugtas."

C'est ___ sac à dos.
A
mon
B
ma
C
mes

Slide 9 - Quizvraag

Vertaal: "Dat zijn MIJN boeken."

Ce sont ___ livres.
A
mon
B
ma
C
mes

Slide 10 - Quizvraag

Vertaal: "Sophie is MIJN zus."

Sophie est ___ soeur.
A
mon
B
ma
C
mes

Slide 11 - Quizvraag

En de andere personen?
Julian is jouw broer


Slide 12 - Tekstslide

En de andere personen?
Julian is jouw broer

Stap 1: jouw = ton / ta / tes


Slide 13 - Tekstslide

En de andere personen?
Julian is jouw broer

Stap 1: jouw = ton / ta / tes

Stap 2: kijk naar het woord dat NA het 
bezittelijk voornaamwoord komt (broer)


Slide 14 - Tekstslide

En de andere personen?
Julian is jouw broer

Stap 1: jouw = ton / ta / tes

Stap 2: kijk naar het woord dat NA het 
bezittelijk voornaamwoord komt (broer)

Stap 3: broer = mannelijk (le frère)


Slide 15 - Tekstslide

En de andere personen?
Julian is jouw broer

Stap 1: jouw = ton / ta / tes

Stap 2: kijk naar het woord dat NA het 
bezittelijk voornaamwoord komt (broer)

Stap 3: broer = mannelijk (le frère)

Stap 4: je pakt de mannelijke vorm van jouw


Slide 16 - Tekstslide

En de andere personen?
Julian is jouw broer

Stap 1: jouw = ton / ta / tes

Stap 2: kijk naar het woord dat NA het 
bezittelijk voornaamwoord komt (broer)

Stap 3: broer = mannelijk (le frère)

Stap 4: je pakt de mannelijke vorm van jouw
Julian is jouw broer = Julian est TON frère


Slide 17 - Tekstslide

Maintenant c'est à toi!
Dat zijn onze honden.

Stap 1: onze = ?


Slide 18 - Tekstslide

Maintenant c'est à toi!
Dat zijn onze honden.

Stap 1: onze = notre - notre - nos

Stap 2: kijk naar het woord NA het 
bezittelijk voornaamwoord, dat is ...?


Slide 19 - Tekstslide

Maintenant c'est à toi!
Dat zijn onze honden.

Stap 1: onze = notre - notre - nos

Stap 2: kijk naar het woord NA het 
bezittelijk voornaamwoord: honden

Stap 3: honden = ml /  vr / mv ?

Slide 20 - Tekstslide

Maintenant c'est à toi!
Dat zijn onze honden.

Stap 1: onze = notre - notre - nos

Stap 2: kijk naar het woord NA het 
bezittelijk voornaamwoord: honden

Stap 3: honden = meervoud

Stap 4: neem de juiste vorm van "onze" = nos
Dat zijn onze honden = Ce sont nos chiens.

Slide 21 - Tekstslide

Maintenant c'est à toi!
Dat zijn onze honden.

Stap 1: onze = notre - notre - nos

Stap 2: kijk naar het woord NA het 
bezittelijk voornaamwoord: honden

Stap 3: honden = meervoud

Stap 4: neem de juiste vorm van "onze" = ?

Slide 22 - Tekstslide

Let op!
Bij:
- ons/onze
- uw/jullie
- hun
... hoef je niet te weten of het 
mannelijk of vrouwelijk is. De 
vormen zijn hetzelfde! Makkie!

Slide 23 - Tekstslide

AU TRAVAIL!

 Exercise 29 op blz. 109 wb
Exercise 30a op blz. 110 wb


Eerder klaar? 
Leer de woordjes op Quizlet
Stappenplan

Stap 1: neem de 3 betekenissen van het bezittelijk voornaamwoord uit het schema.

Stap 2: kijk naar het woord dat NA het bezittelijk voornaamwoord komt.

Stap 3: is het woord bij stap 2 mannelijk, vrouwelijk of meervoud?

Stap 4: kies de juiste vertaling in het schema.

Slide 24 - Tekstslide

Jullie vader is aardig.

____ père est sympa.
A
votre
B
notre
C
vos
D
nos

Slide 25 - Quizvraag

Hun vrienden zijn Frans.

____ amis sont français.
A
nos
B
leur
C
leurs
D
notre

Slide 26 - Quizvraag

Mijn vriendin spreekt Engels.

___ copine parle anglais.

Slide 27 - Open vraag

Haar oma is oud.

___ grand-mère est vieille.

Slide 28 - Open vraag

Uw huis is duur.

____ maison est chère.

Slide 29 - Open vraag

Ik kan het bezittelijk voornaamwoord in het Frans toepassen.
Ja
Nee
Een beetje

Slide 30 - Poll