H1C grammar
1 / 11
Lesduur is: 45 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
The present simple is...
A
tegenwoordige tijd
B
verleden tijd
Slide 3 - Quizvraag
To make the present simple I need...
A
Pronoun + verb + ing
B
Pronoun + verb + ed
C
Pronoun + verb
Slide 4 - Quizvraag
What is the SHIT-rule?
Slide 5 - Open vraag
What is a personal pronoun?
A
Persoonlijk voornaamwoord
B
Bijvoegelijk naamwoord
C
Werkwoord
D
Lijdend voorwerp
Slide 6 - Quizvraag
Ik
Jij/Jullie/U
Hij
Zij
Het
Wij
They
Subject Object
I
Them
You
You
We
He
Me
They
Us
It
Him
She
It
Her
Slide 7 - Sleepvraag
How can you recognize an object pronoun?
Slide 8 - Open vraag
What is an interrogative pronoun?
A
Bezittelijk voornaamwoord
B
Persoonlijk voornaamwoord
C
Vraagwoord
Slide 9 - Quizvraag
What
Where
When
Who
Which
Why
How
Betekenis Verwijst naar
Wat
Manier
Plaats
Waar
Waarom
Wanneer
iets
Hoe
Uitleg
Keuze
Tijd
Wie
Welke
Iemand
Slide 10 - Sleepvraag
Explain when to use what and which
